jaren, de hoog-produktieve graanrassen, was de heer Boerma niet zo erg enthousiast. Het gebruik ervan was beperkt tot betrekkelijk goed gestruc tureerde bedrijven in een aantal ontwikkelings landen. Bij de afzet van de toegenomen produktie zouden wel eens moeilijkheden kunnen ontstaan en bovendien zouden de sociale tegenstellingen op het platteland toenemen omdat reeds achterlig gende bedrijven nog verder achterop zullen raken. Tegenover dit nogal sombere verhaal stelde dr. Boerma uiteraard ook wel een positieve gedachte. Hij stelde daarbij de z.g. internationale aanpassing van de landbouw als centraal thema. Deze nieuwe term zal in de internationale conferenties wel een begrijpelijke plaats gaan innemen waarbij het uiter aard wel van belang is te weten wat er precies mee wordt bedoeld. Woorden zijn er (om een Frans gezegde te variëren) soms niet alleen om de gedachten te verbergen maar ook een ge brek aan ideeën te maskeren. Volgens de heer Boerma wordt onder dit nieuwe begrip onder meer verstaan: meer internationale overeenkomsten voor afzonderlijke produkten, een alle landbouw- produkten omvattende overeenkomst en het op stellen van de lange termijnbeginselen voor natio nale landbouwpolitiek. Dr. Boerma zelf toonde zich een voorstander van de laatste aanpak, waarbij dan naar de geleidelijke harmonisatie moet worden gestreefd. Overigens gaf hij ook te kennen dat nog een lange weg afge legd moet worden voordat hiermede praktische resultaten kunnen worden bereikt. UITLOTING DEPOSITO-OBLIGATIES Ten overstaan van notaris A. J. J. M. van lersel vond op 25 mei 1971, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 5 van het reglement betreffende de deposito-obligaties van de Centrale Bank, de uit loting plaats van: 2.000 stukken van 1.000,met als eindcijfer een 9 van de 6% lening 1966, serie Y. Losbaar per 1 juli 1971. Tijdens de Algemene Vergadering stortte ook ik me opgewekt in het gewoel rond de tafels met brood jes en koffie tussen de kleurige stands. Nog even terugdenkend aan hetgeen tijdens de ochtendzitting was gezegd, viel mijn oog op een van de stands, waar men met succes dc aandacht van de aanwezigen probeerde te trekken door ge bruik te maken van levende have. In een kleine eendenvijver zwom luid kwakend een forse moedereend rond. De jonge eendjes hadden zich, voor zover zij dat zelf konden bekijken, veilig verstopt onder een trapje dat naar een miniatuur gazon leidde. Wat de grote eend ook deed, hoe ge ruststellend ze ook kwaakte, hoe dreigend ze ook met haar vleugels klapte naar mogelijke indringers, de kleintjes weigerden van onder hun zo veilig lijkende bescherming uit te komen. Ze mopperden in hun eigen taaltje zelfs flink terug tegen moeder, die het allemaal met een waarlijk stoicijnse kalmte verdroeg. Ze liet haar kindertjes rustig zitten, maar zwom zelf in haar vijvertje dat het een lieve lust was. Een enkel keertje zag iemand kans om de eendjes uit hun schuilhoekje te verdrijven, maar ze verdwe nen weer prompt als ze hun kans schoon zagen. Ik had veel bewondering voor de vasthoudendheid waarmede de kleintjes bleven wegduiken in hun zo betrekkelijke veiligheid en evenzeer werd ik ge troffen door het geduld van de moedereend. Terwijl ik het tafereeltje samen met vele andere vrienden uit het land gadesloeg, dacht ik eraan dat de kleintjes vanzelf wel te voorschijn zouden ko men om zich bij hun moeder te voegen in het vij vertje. Als ze maar wat tijd krijgen om aan het lawaai om hen heen te wennen Cas Sier 267

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 29