EUROPESE LANDBOUWMARKT STAP TERUG De Europese landbouwmarkt is weer eens aan haar Achilleshiel geraakt: de onvoldoende mone taire samenwerking tussen de E.E.G.-landen. Even als in 1969 zijn de waarden van de munteenheden in de E.E.G. zich weer los van elkaar gaan be wegen. Het gevolg is dat de landbouwprijzen welke juist weer voor een nieuw seizoen voor de gehele E.E.G. gelijk, opnieuw waren vastgesteld, wederom voor een aantal landen verschillend zijn. Deze verschillen zullen overbrugd moeten worden om de Europese landbouwers hun oorspronkelijk toege zegd prijsniveau te waarborgen. Dat zal voorlopig gebeuren door maatregelen aan de grens en straks wellicht door nationale toeslagen. De Europese landbouwmarkt is gedwongen door de onvoldoende samenwerking buiten de landbouw om een stap terug te zetten. Het is wel om wat moedeloos van te worden. Op 27 april 1971 hebben de ministers van Finan ciën van de E.E.G. nog afgesproken om stap voor stap meer te gaan samenwerken. Allereeerst zou dat gebeuren door de verhouding tussen E.E.G.- valuta meer stabiel te houden dan men daartoe tegenover niet-E.E.G.-landen krachtens internatio nale regels verplicht is. De inkt van deze afspraak was nog niet droog of de golf van dollars welke naar Duitsland en ook Nederland stroomde, noodzaakte deze landen om ervan af te wijken. Ditmaal is hieraan in tegen stelling tot in 1969 een uitvoerig overleg in Brussel voorafgegaan. De Duitse regering meende dat de enige manier om van de toevloed van dollars af te komen een tijdelijke opwaardering van de DM zou zijn: de DM zou een vrij lange tijd vlottend ge maakt moeten worden. Een werkelijke gemeen schappelijke oplossing zou volgens de Duitsers een algemeen vlottend maken van de Europese munten zijn. Frankrijk voelde daar echter niets voor. Beter zou zijn volgens de Franse regering, wanneer een bijzondere maatregel tegen de zou worden genomen: de Europese Commissie had er daarvan al een paar in petto, zoals een negatieve rente voor de rekeningen van niet-ingezetenen en een regulering van de fameuze Euro-dollarmarkt. Daar zag echter de Duitse regering weer niets in en na veel gepraat kreeg zij toch toestemming de DM te laten zweven. De Franse minister ver klaarde later bokkig voorlopig niet meer over economische en monetaire samenwerking in de E.E.G. te willen praten. De ministers van Landbouw moesten toen de brokken, wat de gemeenschappelijke landbouw markt betreft, bijeen vegen. Ons land was met Duitsland meegegaan maar België tot veler verrassing niet. Er waren dus drie afzonderlijke agrarische prijsniveaus (d.w.z. van interventieprijzen e.d.) ontstaan: Duitsland (onge veer 3 onder het oude peil gemeten in DM), Nederland (ongeveer 2 eronder gemeten in guldens) en de andere landen die het oude prijs peil hielden. De voorlopige oplossing lag voor de hand: het oude vertrouwde systeem van importheffingen en exportsubsidies. Aldus werd dan ook besloten: zolang één van de munteenheden meer dan 21/2 boven de oor spronkelijke dollarkoers ligt, mogen alle lidstaten zich met deze grensmaatregelen tegen de gevolgen van de zwevende koersen afschermen. Ons land 264

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 26