toelichting jaarstukken gen het bestuur gedestilleerd zou kunnen worden. Het stelde hem gerust, dat de heer Vondeling de aanwezigen met klem verzocht had een dergelijk wantrouwen niet achter de motie te willen zoeken. Aanhakend aan de woorden van de heer De Jonge gaf spreker de vergadering in overweging deze motie niet naar het hoofd van het bestuur te slingeren, maar voor te leggen als meningsuiting aan de Centrale Ringvergadering en de Commissie van 18, een procedure welke hij uit organisatori sche overwegingen zou prefereren. Daarnaast achtte hij de woorden: zoveel moge lijk onverkort" taalkundig minder juist en advi seerde het woord „onverkort" weg te laten. In zijn wederwoord stelde de heer Vondeling, dat het erom gaat het hoogste orgaan, de Alge mene Vergadering, te laten spreken en een invloed te laten uitoefenen op het gebeuren. Hij hand haafde de motie maar ging na overleg akkoord met het weglaten van het woord „onverkort". Bij stem ming bleek de overgrote meerderheid der aan wezige leden met de strekking van de motie ak koord te gaan. GEWIJZIGDE VESTIGINGSREGELING Voorgelegd werd een nieuw voorstel vestigings regeling volgens welke de in 1970 met de Eind- hovense organisatie overeengekomen regeling werd uitgebreid tot alle plaatsen, dus ook die met meer dan 30.000 inwoners. Krachtens de nieuwe regeling zal ieder der aan gesloten leden-banken slechts goedkeuring kunnen verkrijgen van de eigen Centrale Bank nadat de C.V.P.B. in de daarvoor in aanmerking komende gevallen een verklaring van geen bezwaar zal heb ben gegeven, alvorens te mogen overgaan tot het vestigen of verplaatsen van een kantoor, bijkan toor of zittingsplaats of tot het gebruik maken van een mobiel kantoor. De wijziging van de vestigingsregeling werd door de vergadering aanvaard. De voorzitter van het bestuur van de Coöpera tieve Centrale Raiffeisen-Bank, mr. C. Th. E. Graaf van Lijnden van Sandenburg, gaf tijdens de alge mene vergadering een toelichting op de jaarstukken 1970. Gestegen graad van kredietuitzettingen De gang van zaken in de organisatie toont voor het jaar 1970 opnieuw een sterke groei, aldus de voorzitter. De toevertrouwde gelden stegen met rond 15%, overeenkomende met 1.385 miljoen tot f 10,6 miljard. Tegenover deze middelenaanwas van 15 stond een toeneming van de kredieten en leningen van 18%, namelijk f 1.103 miljoen tot een totaal van f 7,3 miljard. Vergelijken wij de toeneming van de krediet uitzettingen met de toeneming van de middelen, dan blijkt dat in 1970 80 van die middelen voor kredietverlening is gebruikt, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat tot de middelen mede is gerekend een bedrag van 373 miljoen aan rentebijschrijving over spaargelden per 1 januari 1971. Deze gelden komen strikt genomen eerst in 1971 voor gebruik in aanmerking. De graad van de kredietuitzettingen bedroeg 831/2 tegenover 77% in 1969. Door het hoge niveau van de uitzettingen stond de liquiditeit onder sterke druk, hetgeen ons aan leiding gaf de nodige restricties in te voeren bij het afgeven van goedkeuringen voor nieuwe kre dietverstrekkingen, aldus de voorzitter. Onze maatregelen zijn er echter op gericht ge weest de financiering van de bedrijven van de leden zo goed mogelijk veilig te stellen. Deze financiering vroeg in het afgelopen jaar ruim f V/4 miljard aan middelen uit nieuwe aanwas en uit af lossingen, hetgeen 25 boven het niveau van 253

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 15