fEN KOSTE VAN AGRARIËRS?
belangrijke elementen in de moderne ruilverkave
ling, zullen de totale kosten voor de inrichting van
ons land er niet minder op worden.
Voor de landbouw zou uit deze bezuiniging een
direct nadeel kunnen voortvloeien, ware het niet
dat alle partijen welke voor een regering in aan
merking komen, de herstructurering van de land
bouw op sociaal aanvaardbare wijze willen bege
leiden.
Doordat de politieke partijen vóór de verkie
zingen zijn gaan uitrekenen wat hun programma's
kosten, is iedereen wel bijzonder bewust geworden
van de beperkte mogelijkheden van de Neder
landse schatkist. Dat zal ook voor het Nederlandse
landbouwbeleid consequenties hebben Het zal meer
dan ooit nodig zijn aan te tonen dat gelden aan
het landbouwbeleid besteed, zinvolle uitgaven zijn.
De landbouw neemt nog steeds een bijzondere
positie binnen ons staatsbestel in. Het ministerie
van Landbouw en Visserij is het enige ministerie
dat een bepaalde tak van bedrijvigheid welke tevens
een bepaalde bevolkingsgroep omvat, als werk
terrein heeft. Het ministerie van Landbouw en
Visserij stamt van 1935; daarvóór was de landbouw
en visserij een onderwerp voor de minister van
Binnenlandse Zaken of de minister van Economi
sche Zaken. Van 1937 tot 1940 (twee dagen voor
het begin van de oorlog) viel Landbouw en Visserij
weer onder Economische Zaken. Vanaf 1940 is het
ministerie van Landbouw en Visserij weer onafhan
kelijk, zij het dat er een tijdlang „Voedselvoor
ziening" bij heeft gestaan.
Net zo min als in het verleden het geval was,
is het bestaan van het ministerie van Landbouw en
Visserij voor een ieder vanzelfsprekend. In de zg.
Commissie-Van Veen, die onlangs over de depar
tementale indeling een rapport uitbracht, is dan ook
overwogen een voorstel tot opheffing van het
departement te doen. Eén deel zou naar Econo
mische Zaken en een ander deel naar een mini
sterie voor Ruimtelijke Ordening en Volkshuis
vesting kunnen gaan. De Commissie heeft daarvan
„vooralsnog", zoals zij schrijft, afgezien. De re
denen daarvan zijn de „politieke betekenis" van
het ministerie (wat daarmede wordt bedoeld, wordt
niet uiteengezet) en vooral de „ontwikkelingen
binnen de E.E.G." (hetgeen ook niet verder wordt
toegelicht).
Bij de kabinetsformatie zal dus nog een plaats
voor een minister van Landbouw en Visserij blijven.
Het zal echter een punt van discussie blijven, want
er zullen steeds meerdere mensen zeggen, dat het
voor een voortdurend kleiner wordende bevolkings
groep geen zin heeft een aparte minister en een
apart departement in stand te houden.
Een kabinet mag dan in steeds mindere mate
een agrarische aangelegenheid zijn, men spreekt
daarbij nog steeds van zaai- en oogstjaren. Een
normale cyclus is dat in het eerste jaar van een
kabinetsperiode uitvoering wordt gegeven aan wat
het vorige kabinet heeft klaargemaakt en bij het
nieuwe kabinet in de smaak valt. Het tweede jaar,
en eventueel het derde, worden nieuwe projecten
klaargemaakt, welke dan het derde en vierde jaar
worden gerealiseerd tenminste wanneer het
parlement ermee instemt.
Het kabinet De Jong was aan de late kant met
het oogsten en wat de landbouwpolitiek betreft,
zijn er twee belangrijke onderwerpen, waaraan wel
is begonnen maar die nog niet zijn afgemaakt: de
grondbank en de belastingvrije reserve.
Over de grondbank is weinig te melden. Elders
in dit nummer vindt u over dit onderwerp nog wat
achtergrondinformatie. Minister Lardinois is er ken
nelijk niet in geslaagd om de Tweede Kamer zijn
203