ra 5 in 1960 en van 81/2 in oktober 1969 stonden de autoriteiten aan het begin van deze maand op nieuw voor de noodzaak de externe waarde van de D-mark kritisch te bezien. Nadat de Zwitserse centrale bank bekend had gemaakt geen dollars meer te zullen kopen, werd op 5 mei zowel in West-Duitsland als in ons land de aankoop van dollars gestaakt. De spanning was compleet! Drie alternatieven stonden voor ogen, te weten revaluatie met een vast percentage, een zwe vende koers of restricties in het internationale geldverkeer. Er volgde koortsachtig overleg. Frank rijk noch Italië wensten door revaluatie hun pro- dukten uit de internationale markt te prijzen. Het was duidelijk dat een verschil in de economische situatie uiteindelijk zou leiden tot uiteenlopende beslissingen op nationaal niveau. Zoals bekend werden de Zwitserse frank en de Oostenrijkse schilling met een vast, zij het voor beide landen verschillend, percentage gerevalueerd. West-Duitsland besloot tot een zwevende wissel koers en Nederland volgde dit voorbeeld hoewel er een aanzienlijk tekort op de Nederlandse beta lingsbalans bestaat, dat op zichzelf geen aanleiding tot een wijziging van de waarde van de gulden in opwaartse richting rechtvaardigt. Daarnaast be sloot West-Duitsland tot enkele beperkende maat regelen en tot het verbieden van het geven van rente over door buitenlanders in de Bondsrepubliek aangehouden saldi. Deze monetaire maatregelen werden tijdens een spoedberaad in Brussel goed gekeurd. Het is duidelijk, dat de monetaire eenwording van Europa door deze beslissingen vertraging heeft opgelopen en dat het landbouwbeleid, gebaseerd op de Europese rekeneenheid en op vaste onder linge ruilverhoudingen, door de zwevende valuta's en allerlei compenserende maatregelen bemoeilijkt zal worden. BESPARINGEN EN DE FISCUS Van de zijde van de overheid zijn met name in de zestiger jaren verschillende initiatieven ont plooid gericht op het bevorderen van besparingen onder bredere lagen van de Nederlandse bevolking. Zo gaf de Spaarnota 1966 een opsomming van voorstellen en maatregelen waaronder de Jeugd- spaarwet, de Premiespaarregeling Rijksambtenaren, de wet houdende voorzieningen met betrekking tot premiespaarregelingen en winstdelingsspaarrege- lingen voor werknemers, de wet houdende fiscale faciliteit voor bezitsvorming met betrekking tot effecten, en de Algemene premiespaarwet. Ge leidelijk is een netwerk van regelingen ontstaan waarvan menigeen zich afvraagt welke de effecti viteit is. Al naar gelang de doeleinden welke men stelt kan men zich afvragen of door deze rege lingen additionele besparingen zijn geaccumuleerd, of dat door deze regelingen categorieën Neder landers tot besparingen zijn gekomen terwijl ze nooit gespaard zouden hebben. Ook kan men vragen stellen naar de kosten van de uitvoering van verschillende regelingen, met andere woorden welke kosten worden gemaakt door overheid en bankinstellingen. Bij de toepassing van bijzondere spaarregelingen, wat was het effect en was dit laatste niet even zeer te bereiken geweest met behulp van de thans bestaande termijnspaarrege lingen. Dat de overheid overigens niet stil zit blijkt wel uit mededelingen van de interdepartementale werkgroep besparingen (commissie Van Franeker). Deze bracht onlangs een rapport uit aan de Minister van Sociale Zaken Roolvink en de staats secretaris van financiën Grapperhaus. De com missie had tot taak te onderzoeken op welke wijze spaarloon en andere vormen van besparingen door middel van maatregelen op het gebied van belas ting en premieheffing zouden kunnen worden be vorderd. De commissie deed met name uitspraken over besparingen op een geblokkeerde rekening en stelde dat iedere belasting- en premieverplich- tige maximaal 500,vrijstelling dient te krijgen van loon- en inkomstenbelasting en sociale pre mies. Bij een spaartermijn van vijf jaar zou de helft van het bespaarde bedrag vrijgesteld kunnen worden, bij een spaartermijn van 10 jaar het ge hele bedrag. Voorgesteld wordt om huidige bezits vormingsmaatregelen welke ca. f 50 miljoen per jaar kosten te vervangen door een algemeen gel dende verlichting van de belasting- en premielast. Het huidige fiscale klimaat dat de vorming van optimale besparingen in de weg staat zou op deze wijze voor alle categorieën spaarders wat milder 199

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 11