VERENIGD EUROPA
EEN STAP
DICHTERBIJ
EEN VERDERGAANDE INTEGRATIE
Opnieuw staat de Europese Gemeenschap voor
een belangrijke fase in haar ontwikkeling. De af
gelopen jaren hebben reeds een steeds verder
gaande economische vervlechting laten zien. Be
langrijke mijlpalen als de voltooiing van de douane
unie en een gemeenschappelijke landbouwmarkt
werden tot nu toe gerealiseerd. Toenemende eco
nomische integratie had overigens tot gevolg, dat
onevenwichtigheden in het ene land uit de ge
meenschap ongunstig op de economie van de
andere lidstaten konden doorwerken. Het werd
duidelijk dat de handhaving van het nationaal even
wicht steeds meer afhankelijk werd van het ge
drag van de andere partners. Ongeveer twee jaar
geleden werd reeds met klem gewezen op de grote
onderlinge afhankelijkheid van de nationale econo
mieën en de consequenties hiervan. Het later als
plan-Barre bekend geworden document bevatte
een pleidooi voor de coördinatie van de te voeren
economische politiek, waardoor evenwichtsversto-
ringen voorkomen konden worden. Nog in dat
zelfde jaar brachten de Franse devaluatie en de
Westduitse revaluatie het ontbreken van en de
noodzaak tot coördinatie nog eens duidelijk naar
voren. Men besefte, dat dergelijke schokken de
reeds bereikte mate van integratie ernstig in ge
vaar konden brengen. Tegen deze achtergrond
werd eind 1969 op de te Den Haag gehouden top
conferentie besloten te komen tot een ver
snelde ontwikkeling naar een economische unie,
gebaseerd op twee elementen, namelijk stabiliteit en
groei. De Raad van Ministers kreeg de opdracht
om in samenwerking met de Europese Commissie
in de loop van 1970 een in fasen uit te voeren plan
op te stellen, dat zou moeten leiden tot de ver
wezenlijking van een economische en monetaire
unie.
Op 6 maart 1970 werd een werkgroep onder
leiding van de Luxemburgse premier belast met de
uitwerking van het plan, dat later bekend zou wor
den als het plan-Werner.
De groep Werner diende in mei 1970 een tussen
tijds verslag in, dat in juni in grote lijnen door de
Raad van Ministers werd goedgekeurd. Een defi
nitief verslag kwam in oktober 1970 aan de orde.
Duidelijk wordt omschreven wat onder een eco
nomische en monetaire unie verstaan moet worden,
namelijk een zone waarbinnen goederen en dien
sten, personen en kapitaal zich vrij en zonder con
currentievervalsingen kunnen bewegen, waarbij
structurele of regionale onevenwichtigheden ver
meden moeten worden.
In monetair opzicht zal een dergelijke unie de
volledige en onherroepelijke interne convertibiliteit
moeten impliceren, evenals opheffing van de wis
selkoersmarges, de definitieve vaststelling van de
pariteitsverhoudingen en de volledige liberalisering
van het kapitaalverkeer. In deze unie zal groei en
stabiliteit van de Gemeenschap verzekerd moeten
zijn, terwijl naar buiten de Gemeenschap aan het
economisch en monetair evenwicht van de wereld
een grotere bijdrage zal kunnen leveren.
Om de economische en monetaire unie te kun
nen verwezenlijken moet aan een aantal voor
waarden worden voldaan. De realisatie van de
economische en monetaire unie zal zodanig moeten
geschieden, dat de monetaire en de economische
integratie parallel zullen lopen, waarbij de mone
taire integratie zal moeten steunen op vooruitgang
met betrekking tot de economische integratie. Met
dit principe is een einde gekomen aan het geschil
punt of de ontwikkeling van de economische unie
dan wel de monetaire unie voorrang moesten krij
gen. Aan de ene kant stonden de zogenaamde
monetaristen, die meenden dat monetaire integratie
vanzelf de economische integratie met zich mee
zou brengen. Aan de andere kant stonden de zo
genaamde economisten, die meenden dat een mo
netaire integratie pas mogelijk was, indien dit ge
dragen werd door een economische integratie.
CONSEQUENTIES
Het zekerstellen van de samenhang in een toe
komstige economische en monetaire unie nood
zaakt tot het nemen van belangrijke beslissingen
op gemeenschapsniveau.
Het is daarom noodzakelijk dat nationale be-
182