bijzonder belangrijk is voor de geldmarkt. Zeer terecht is een instelling, die een dergelijke sleutel positie inneemt, verplicht tot het regelmatig open baar maken van haar cijfers. In het kader van dit artikel zou het te ver voeren de verschillende posten uitvoerig te bespreken. Nevenstaande cijfers geven echter globaal een indruk van de stand van zaken (op de geldmarkt) op twee vergelijkbare tijdstippen in 1970 en 1971. In het algemeen kan gesteld worden dat de banken in een krappe geldmarkt een beroep zullen doen op hun kredietfaciliteiten bij De Nederland- sche Bank (post voorschotten inclusief beleningen activa nr. 8). Hebben de banken (vrijwel) geen debetstand bij de Bank of is hun tegoed bij de Bank gering, dan is de geldmarkt ongeveer in evenwicht. Hebben de banken daarentegen een behoorlijk saldo bij de Bank (passiva nr. 3) dan spreekt men van een ruime markt. De banken zul len slechts dan hun geld bij De Nederlandsche Bank, die geen rente vergoed, laten staan, als dat tegoed op geen enkele wijze rentegevend is te maken. Keren we nu terug naar de weekstaten, dan zien we ogenblikkelijk dat de geldmarkt op 9 maart 1970 krap was (debetstand banken 699 miljoen). Op 8 maart 1971 is de situatie een geheel andere. Op dat moment waren er voor ruim 500 mil joen meer bankbiljetten in omloop (passiva nr. 1). Deze bankbiljetten hebben de banken voordat zij aan de vraag van het publiek konden voldoen moeten betrekken van De Nederlandsche Bank. Ondanks dat is de debetstand van de banken bij De Nederlandsche Bank met f 600 miljoen vermin derd. In totaal dus een verbetering van 1,1 mil jard. Opvallend is voorts de grote toename van de deviezenreserve, ruim 2,2 miljard, die globaal kan worden berekend door de som van de actiefposten 2, 4 en 5 te verminderen met de som van de pas- siefposten 5, 6 en 7. Hieruit kan worden geconclu deerd, dat er momenteel veel meer buitenlands vluchtkapitaal zie het voorgaande artikel in Nederland aanwezig is dan begin maart 1970. Deze ontwikkeling is des te opmerkelijker, omdat het te kort op de betalingsbalans intussen is toegenomen, waardoor een tegengestelde beweging zou kunnen worden verwacht. In de deviezentoename moet dan ook de oorzaak van de marktverruiming worden gezocht. Mede hierdoor kon het tegoed van de Schatkist een dui delijke verbetering ondergaan. Het is dan ook geen wonder, dat de Agent van het ministerie van Financiën met ingang van 11 maart de afgifte van schatkistpapier heeft gestaakt. Tot nu toe werd in 1971 voor ongeveer 1 mil jard schatkistpapier afgenomen; de afname in ge heel 1970 bedroeg ruim 1.260 miljoen. Het moet daarom niet uitgesloten worden geacht, dat de Agent dit jaar de mogelijkheid tot afname van lang schatkistpapier (3 en 5 jaars) in het geheel niet meer zal openstellen. Het is zelfs denkbaar, dat de Staat het dit jaar ook zonder een Seizoen arrangement met De Nederlandsche Bank kan stel len. In voorgaande jaren werd een dergelijke over eenkomst (1970 f 500 miljoen) gesloten om het Rijk in staat te stellen haar tijdelijke seizoenmatige tekorten te overbruggen. Na de 15e maart werd de geldmarkt door de uit kering van het Rijk aan de gemeenten zeer ruim. De toch al lage prijzen brokkelden verder af. De kasgeldtarieven kwamen op een nog lager niveau, enerzijds omdat er weinig vraag was, anderzijds omdat De Nederlandsche Bank de normen voor de kredietverlening aan de lagere overheid globaal met 10% verruimde. De normen voor de kredietverlening aan de par ticuliere sector werden eveneens verruimd, maar minder dan in de overeenkomstige periode van 1970. Hoewel momenteel de grenzen voor deze kre dietverlening door het gezamenlijke bankwezen niet zijn overschreden, is het niet uitgesloten, dat dit over enige maanden wel weer het geval zal zijn, waardoor dan een renteloos tegoed bij De Neder landsche Bank zal moeten worden aangehouden. Met ingang van 5 april verlaagde De Nederland sche Bank haar tarieven met V2 (wisseldisconto nu 51/2 Per 1 april hadden Duitsland en Enge land reeds het disconto verlaagd met 1 respec tievelijk tot 5 en 6 Overigens zijn de marktprijzen zoveel op de discontoverlaging vooruitgelopen, dat men alge meen verwacht, dat de daadwerkelijke verlaging van de rente-tarieven van De Nederlandsche Bank weinig verandering zal brengen in de marktprijzen. Enkele factoren wijzen erop, dat aan de rente daling op de geldmarkt wel eens een eind kan zijn gekomen. Internationaal lijkt de kapitaalmarktrente 177

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 31