indrukken van het slijtersbedrijf
„aankleding" van de borrel in het assortiment op
te nemen.
BEDRIJFSRESULTATEN
Met de verkoop van dranken behaalde het door-
sneebedrijf in deze sector van de detailhandel in
1969 een omzet van ruim 250.000 (excl. B.T.W.).
Dit leverde de slijter gemiddeld een nettowinst
van ruim 26.000,op. Na aftrek van de gewaar
deerde lonen van meewerkende gezinsleden en het
ondernemersloon werd een economisch resultaat
van bijna f 2.400,behaald.
Dit zijn slechts gemiddelde cijfers, want circa
35% van de slijterijen boekte in 1969 een negatief
economisch resultaat. Dit percentage bedroeg twee
jaar daarvoor nog slechts 10%. In het algemeen
kan worden gesteld, dat slijterijen met een omzet
van minder dan f 150.000,geen bestaansmoge
lijkheid meer hebben.
Toenemende loonkosten en andere exploitatie
offers, waarvan het aandeel in de omzet toenam
van 17,8 tot ruim 21,0% bij een nauwelijks stij
gende omzet, drukten de uitkomsten van het be
drijf.
Rekening houdende met de B.T.W. werd er in
1969 in 60% van de bedrijven een lagere omzet
behaald dan in het jaar 1967.
Gezien het grote aandeel van de arbeidskosten
in de exploitatiekosten (ca. 55 is het voor de
slijter van groot belang te weten of de gereali
seerde omzet in een redelijke verhouding staat tot
de arbeidskosten. De doelmatigheid van de ar
beidsprestaties kunnen het best worden afgelezen
uit de opbrengst per gulden loon of de omzet per
kracht per jaar. De omzet per kracht was in 1969
iets hoger dan in 1967, de omzet per gulden loon
vertoonde een aanzienlijke daling, hetgeen wordt
veroorzaakt door het achterblijven van de omzet
bij de geconstateerde loonstijgingen. Het verschil,
dat valt te constateren in de kengetallen van de
arbeidsprestaties in grote en kleine bedrijven valt
niet alleen toe te schrijven aan een slechtere ar
beidsverdeling en leegloop, maar ook aan het zelf
bottelen door de slijter, hetgeen bij kleinere zaken
meer voorkomt dan bij de grotere.
Bij de bepaling van het te voeren beleid vindt de
ondernemer een waardevol hulpmiddel in de om-
zetsnelheid.
[(ausat
Deze wordt het zuiverst berekend door de jaar
omzet te delen door de gemiddelde goederenvoor
raad. De omloopsnelheid bedroeg in 1967 bij 44%
van de bedrijven minder dan 5, in 1969 was dit het
geval bij 35 van de bedrijven. Dit wijst dus op
een snellere omloop van de voorraad hetgeen uit
financieringsoogpunt een gunstige ontwikkeling is.
DE FINANCIERING
Voor de exploitatie van een slijtersbedrijf zijn
belangrijke bedragen nodig; er dient immers ge-
investeerd te worden in een bedrijfspand, voor
raden en inventaris.
Er dient geld in kas te zijn om in de dagelijkse
162