dan behoeft het niet onbehoorlijk te zijn, dat zij daarbij ook de uiterste mate van zekerheid bedingt, die nog verkrijgbaar is. Zou dit de bank niet geoor loofd zijn, dan zou zij vermoedelijk het krediet niet geven en het is denkbaar dat dit uiteindelijk ook voor de andere schuldeisers nadelig is. Aan de an dere kant echter heeft een dergelijke transactie toch wel een zo sterke terugslag op wellicht zeer grote belangen van andere schuldeisers, dat de kredietgever daarbij een zekere verantwoordelijk heid moet gevoelen. De gedragslijn van de bank zal slechts dan een maatschappelijk behoorlijke zijn, wanneer de kans, dat de transactie uiteindelijk baat brengt, een rede lijke mag worden geacht. Het is mogelijk, dat een schuldeiser een overeen komst tot zekerheid sluit onder zodanige omstan digheden en uitvoert op zodanige wijze, dat zijn ge drag tegenover bepaalde andere schuldeisers een onrechtmatige daad oplevert (H.R. 13 maart 1959, N.J. 1959, nr. 579). Nog weer een nieuwe uitspraak met betrekking tot de zekerheidsoverdracht van lichamelijke roe rende zaken, waarbij de belangen van derden zijn betrokken, is het arrest H.R. 6 maart 1970, N.J. 1970 nr. 433. Het Hof in Den Haag had ten aanzien van de eigendomsoverdracht tot zekerheid beslist, dat deze slechts kan worden erkend indien en voorzover de belangen van derden daarbij niet rechtstreeks zijn betrokken. Tot de derden, wier belangen daarbij wel recht streeks zijn betrokken, behoort naar het oordeel van het Hof ook de onbetaalde verkoper, die op de zaak bevoorrecht is. De Hoge Raad heeft deze zo algemene stelling van het Hof weliswaar niet aanvaard, maar heeft toch het ingestelde cassatieberoep verworpen en dus de onbetaalde verkoper beschermd boven de zekerheidseigenaar. De Hoge Raad oordeelde, dat de rechtsgevolgen van een zekerheidsoverdracht niet slechts invloed ondergaan van de wetsbepalingen, betreffende de zakelijke zekerheidsrechten maar dat er, mede in verband met het feit dat de zekerheidsoverdracht zich uitsluitend tussen de daarbij betrokken partijen afspeelt zonder dat zij op enigerlei wijze naar bui ten behoeft te blijken, aanleiding kan bestaan een zodanige overdracht buiten beschouwing te laten voor zover zulks nodig is voor de erkenning van rechten, waarop door derden aanspraak wordt ge maakt met betrekking tot bepaalde onder die over dracht vallende goederen. Tot de aldus beschermde derden moet volgens de Hoge Raad ook worden gerekend de onbetaalde verkoper, die bevoorrecht is op een of meer der onder de zekerheidsoverdracht vallende zaken. Het is immers redelijk aldus de Hoge Raad het belang van een door een zekerheidsoverdracht beschermde geldschieter bij de uitoefening van zijn verhaalsrechten op bepaalde, in die overdracht be trokken zaken te laten wijken voor het belang van de verkoper van deze zaken bij de uitoefening van diens voorrecht, daar de door fiduciaire zekerheid beschermde geldschieter geen recht op de betref fende zaken zou hebben kunnen doen gelden, als zij niet door de verkoper waren geleverd. Heeft een koper de door hem gekochte en nog niet betaalde goederen in zekerheidseigendom overgedragen aan een bank, dan moet op grond van de bovengenoemde jurisprudentie worden aangenomen dat het zekerheidsrecht van de bank achter staat bij het voorrecht van de onbetaalde verkoper. Hieruit blijkt nog eens weer, dat het wel noodza kelijk is erop toe te zien dat de aan de bank tot zekerheid over te dragen zaken volledig zijn be taald, respectievelijk ervoor te zorgen dat de door de bank te verstrekken lening inderdaad wordt aan gewend ter voldoening van de leverancier. 139

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 49