CSE iE' ONDERHANDSE LENINGEN Reeds enige tijd bestaan er statistische publi- katies over de omvang van onderhandse leningen. Zo vermeldt het kwartaalbericht van De Neder- landsche Bank over het jaar 1969 een netto beroep van de overheid op de kapitaalmarkt van 3.317 miljoen gulden, waarvan 1.847 miljoen gulden in de vorm van onderhandse leningen werden opge nomen. Het netto beroep van de private sector bedroeg 5.677 miljoen gulden, waarvan 2.495 mil joen gulden onderhands werd opgenomen en 1.928 miljoen gulden in de vorm van hypothecaire le ningen. Aangezien de informatie, welke tot nu toe ver schaft was als onvoldoende werd beschouwd, werd onlangs bij de Tweede Kamer een wetsvoor stel ingediend, dat bepaalde categorieën geld gevers verplicht onderhandse leningen te melden. Deze plicht tot aanmelding geldt voor geldschep- pende instellingen, spaarbanken, verzekerings maatschappijen, pensioen-, spaar- en sociale fondsen. Aanmelding behoeft slechts plaats te vinden voor leningen boven 250.000, met een looptijd van langer dan een jaar. Naar schatting zal slechts éénderde van de leningen behoeven te worden aangemeld, hetgeen overigens betrekking zal heb ben op ca. 65 van het totale leningbedrag. Vol gens de voorgestelde wet zullen ook de gecon tracteerde leningen, inclusief het stortingsschema dienen te worden aangemeld. Wordt dit wetsvoor stel aangenomen, dan zal het inzicht in deze markt verder vergroot worden. M 1,1,] NOG EEN FUSIE Fusies tussen verzekeringsinstellingen zijn tegen woordig nauwelijks opzienbarend; daarvoor komen ze te veelvuldig voor. Het bericht, dat begin januari de pers bereikte zal echter velen, ook uit onze kring, de oren hebben doen spitsen. Wij doelen hier op de mededelingen van de be trokken maatschappijen, dat op bestuursniveau vol ledige overeenstemming is bereikt tot een samen gaan tussen enerzijds de Intei polisgroep en ander zijds het O.B.F., het C.V. en de F.B.T.O. Het plan is om na goedkeuring van de betrokken organen tot een volledige fusie van deze maatschappijen te komen, waarbij de in Leeuwarden gevestigde drie maatschappijen, O.B.F., C.V. en F.B.T.O. werkmaat schappijen van de Interpolis N V. zullen worden. Ook in dit geval wordt als belangrijkste motief voor het samengaan genoemd de beperking van de kosten en het versterken van de gezamenlijke posi tie op het verzekeringsgebied waar een sterke con currentie heerst. Blijkens een artikel in de Leeu warder Courant heeft de op handen zijnde volledige samensmelting van onze eigen raiffeisenorganisatie geen overheersende rol gespeeld bij de contacten tussen Interpolis en de Friese maatschappijen. Wel is dit ter sprake gekomen, want de Interpolis-Groep heeft nauwe relaties met de Eindhovense Centrale Bank, terwijl een deel van onze raiffeisenbanken als agent voor het O.B.F. verzekeringen sluit. Door de nieuwe combinatie zal de Interpolis- N.V., die dan acht werkmaatschappijen zal omvat ten een forse verzekeringsmaatschappij worden, met een premie-inkomen uit schade- en levensver zekering van f 220 miljoen. Interpolis-N.V. is ont staan uit een samenbundeling van de gewestelijke schadeverzekeringsinstellingen van de Katholieke standorganisaties en uit de Boeren en Tuinders Levensverzekering N.V.. De komende fusie heeft ongetwijfeld positieve kanten. Die moeten er ook wel zijn, want de zui vere onderlinge vorm van de Friese maatschap pijen zal misschien niet gehandhaafd blijven en dat zal door velen toch wel als een gemis gevoeld worden. We denken ook door de besturen van die maatschappijen zelf. Nu is de vorm niet altijd het belangrijkste; er is ook de onderlinge gezindheid die het beleid bepaalt, onverschillig wat de juridi sche vorm van de maatschappij is. Bij een N.V. als Interpolis is die gezindheid ongetwijfeld aanwezig, alleen reeds omdat zij ontstaan is uit oorspronke lijk onderlinge gewestelijke organisaties. Het zal dan ook vooral met het oog op deze onderlinge ge zindheid zijn dat de besturen der betrokken organi saties blijkens het persbericht door het samengaan een versterking van het onderlinge verzekerings wezen verwachten. Dat echter de structuur van het onderlinge verzekeringswezen door deze ontwikke lingen voor ingrijpende veranderingen kan komen te staan, lijkt ons waarschijnlijk. 47

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 5