fruitteeltbedrijf. L.E.I.-cijfers laten een gemiddeld tekort zien, dat aangroeide van 4,— per 100, kosten in 1962 tot 23,in 1968. Alleen indien men in E.E.G.-verband komt tot een ingrijpende produktiebeperking zullen de prijzen zich kunnen herstellen. Het verrichten van investeringen in de fruitteelt wordt in deze situatie een uitermate dubieuze zaak. Voor een aantal andere bedrijfstakken in de Ne derlandse tuinbouw geldt, dat zij zeker goede per spectieven hebben, mits de levensvatbare bedrij ven regelmatig voldoende investeringen kunnen verrichten. Elders meer overheidssteun De hoge rentestand werkt echter bijzonder in het nadeel van de Nederlandse tuinder, die in tegen stelling tot zijn collega's in de andere E.E.G.-lan den de volle financierings- en fiscale lasten moeten dragen. Opnieuw moet vermeld worden, dat de Ne derlandse tuinder door kunstmatige maatregelen in andere E.E.G.-landen ten opzichte van zijn con currenten in een nadelige positie verkeert. Zo be lemmert een minder gunstige fiscale behandeling de mogelijkheden tot zelffinanciering. Bij een bespreking van de concurrentiepositie van de Nederlandse producent van tuinbouwgewas- sen is het mijn plicht, aldus spreker, opnieuw aan dacht te besteden aan de vele faciliteiten, welke de producenten in de andere E.E.G.-landen, maar ook daarbuiten ter beschikking staan. Een rondleiding langs verschillende E.E.G.-landen en enkele landen daarbuiten leert ons, dat subsidiëring van de tuin bouw een vrij algemeen voorkomende zaak is. In enkele landen geeft niet alleen de centrale over heid subsidie, maar zijn er ook lagere organen bij betrokken, zoals in West-Duitsland de deelstaten; in Italië de provincies en tevens de Kamers van Koophandel. Wie zich een weg tracht te banen door de veel heid van overheidsfaciliteiten ontdekt naast rente subsidies directe investeringssubsidies, terwijl de overheid voor de landbouwkredietinstellingen dik wijls gunstige voorwaarden heeft geschapen voor het aantrekken van middelen. De subsidieverlening richt zich op uiteenlopende activiteiten, zoals de bouw en verbetering van kas sen en installaties, overname van bedrijven en het bevorderen van een goede afzet. In alle andere E.E.G.-landen kent men rentesub sidies. Dankzij deze subsidies behoeft de Italiaanse producent in een groot aantal gevallen niet meer dan 2 a 3 rente te betalen. Voor de Belgische producent kan in bepaalde gevallen een subsidie tot 3 verleend worden. Het Duitse Grüne Plan kent een rentesubsidie van 4 In Frankrijk wordt de grond in het alge meen tegen slechts 3 rente gefinancierd, aldus spreker, die vervolgens een meer gedetailleerd overzicht gaf van de subsidies aan tuinders in de verschillende landen binnen en buiten de E.E.G. Naar Nederland terugkerende, merkte de spreker op dat de Nederlandse regering in weerwil van alle maatregelen elders vrijwel tot nu toe geen enkele poging heeft gedaan om de in feite benadeelde Nederlandse tuinders te steunen. Dr. Verhage vervolgde: „Daarbij vergeten wij niet, dat het wetenschappelijk onderzoek, het on derwijs en de voorlichting, die in belangrijke mate door de overheid gefinancierd worden, in Neder land op een hoog peil staan en een daadwerkelijke steun voor de Nederlandse tuinbouw zijn. Dit weegt echter niet op tegen de geschetste subsidies en belastingfaciliteiten in andere landen. Dit geldt te meer, omdat men in verscheidene nabuurlanden er in geslaagd is het onderzoek zowel als onderwijs en voorlichting op een met Nederland vergelijkbaar peil te brengen, al zijn de daarbij gevolgde syste men vaak wat anders. Ook dit wordt in belangrijke door de overheid bekostigd. Een groot aantal Nederlandse tuinders heeft zich ondanks hun ongelijke positie ten opzichte van de concurrentie tot nu toe kunnen handhaven. Het E.E.G.-verdrag gaat uit van gelijkheid in concur- rentie-positie. Wanneer die er zou zijn behoeft aan de toekomst van de Nederlandse tuinbouw niet ge twijfeld te worden, al zullen veranderingen en aan passingen ook dan plaatsvinden. Dit brengt voor de Nederlandse regering de consequentie mee dat de concurrentievervalsingen uit de weg moeten worden geruimd. Wanneer dat niet lukt door het op zeer korte termijn doen verdwijnen van subsi dies en fiscale faciliteiten elders, kan dit alleen door dezelfde subsidies en faciliteiten ook in Ne derland in te voeren. Slechts bij het aanvaarden van deze consequen tie kan de concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouw als gezond beoordeeld worden. 65

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 23