WINTERVAKANHES1968/69
het slagersbedrijf
procent. Bij deze berekening werden overigens
de bedrijfspanden buiten beschouwing gelaten. De
schulden op korte termijn zijn gemiddeld dubbel
zo belangrijk als die op lange termijn. Men kan zich
afvragen of er tegenover deze direct opvraagbare
schulden ook voldoende liquiditeiten staan. Voor
de helft van de bedragen was dit het geval en wa
ren er voldoende liquide middelen om aan de direct
opeisbare verplichtingen te voldoen. Van het eer
der vermelde totale aantal onderzochte slagersbe-
drijven waren er slechts 15 bedrijven die een bij
zonder slechte liquiditeit bezaten, aangezien zij
slechts minder dan 25 van de direct opeisbare
verplichtingen konden betalen.
RENTABILITEIT
Men kan zich allereerst afvragen, wat de renta
biliteit van het totale geïnvesteerde vermogen was.
Het blijkt dat alleen bedrijven met een omzet van
ten minste 200.000,a 250.000,per jaar
een bevredigende rentabiliteit bereiken en wel van
6,2 in de omzetcategorie 225.000,
ƒ300,000,tot bijna het dubbele bij die slagers-
bedrijven die omzetten bereiken variërend van
450.000,tot 675.000,per jaar. Men kan
van de opbrengst de kosten van het vreemde ver
mogen aftrekken en het verkregen resultaat uit
drukken in het eigen vermogen. Het rendement van
het eigen vermogen varieert dan van 8,4 tot
16,5% in de eerder vermelde omzetklasse.
Voor een toenemend aantal mensen heeft de
gestegen welvaart het mogelijk gemaakt in de win
ter met vakantie te gaan. Voor de sportieve va
kantieganger biedt dit de mogelijkheid in de win
tersportcentra de ski's onder te binden en voor de
zonaanbidder om in het warme zuiden voor enige
tijd het soms wel kille Nederlandse klimaat te ont
vluchten. Over wintervakanties is in het algemeen
vrij weinig bekend. Het is daarom interessant dat
hieraan aandacht wordt besteed door het Centraal
Bureau voor de Statistiek.
Het C.B.S. heeft recentelijk gegevens verstrekt
over de wintervakanties 1968/1969. Deze publikatie
is de vierde uit een reeks over de vakantiebeste
ding van de Nederlandse bevolking. Onder een
wintervakantie werd hierbij verstaan een verblijf,
gedurende de periode 1 oktober-30 april van vijf
of meer dagen met ten minste vier overnachtingen
buiten de eigen woonplaats doorgebracht voor re
creatieve doeleinden, mits in dit verblijf een ele
ment van zakelijke dienstverlening valt te onder
kennen.
Van de Nederlanders blijkt circa 1 procent alleen
in de winter op vakantie te gaan en 2 procent zo
wel in de winter als in de zomer. Dit betekent, dat
circa 300.000 Nederlanders op wintervakantie gaan.
Veertig procent gaat alleen in de zomer op va
kantie.
Aantal personen dat in de winter en/of de zomer
met vakantie ging.
Absolute
In pro
aantallen
centen
min.
Alleen in de winter
1
0,1
In de winter en in de zomer
2
0,3
Alleen in de zomer
40
5,1
Geen vakantie
57
7,3
Totaal
100
12,8
Van de Nederlanders die op wintervakantie gaan,
gaat 78 naar het buitenland. De duur van de va
kantie hangt mede af van het reisdoel, binnen- of
buitenland. In het buitenland verbleef de Neder
landse vakantieganger gemiddeld 14,1 dagen. Lan
den die vooral de belangstelling van de winter
sportliefhebbers trokken waren: Zwitserland, Oos
tenrijk en West-Duitsland. Bij de zonaanbidders en
60