TERUGBLIK over een bewogen jaar Wie zich in het nieuwe jaar de tijd gunt nog eens een blik te slaan op het achter ons liggende jaar, moet constateren dat 1970 een in vele opzichten bewogen jaar is geweest. Dit geldt zowel voor de ingrijpen de veranderingen in onze organisatie als voor de ontwikkelingen in onze economie. Voor wat betreft dit laatste moet geconstateerd worden dat de aanvankelijk bestaande verwachtingen niet zijn uitgekomen. Enerzijds moet gezegd worden, dat het stijgingspercentage van de produktie de verwachting heeft over troffen, anderzijds hebben overbesteding en prijsinflatie veel ernstiger vormen aangenomen dan men had kunnen voorzien. Men is er niet in geslaagd de prijsinflatie in te dammen en de loonstijging was veel forser dan onze economie kon verdragen. Deze minder gunstige bijverschijnselen van de snelle expansie hebben hun sporen achtergelaten. Aller eerst is er het tekort op de betalingsbalans, dat in de orde van 1 miljard ligt. Voorts is ons prijsniveau duidelijk sneller gestegen dan in de meeste andere E.E.G.-landen, waardoor onze concurrentiepositie verslechterd is. Sterke bestedingsdrang De consumptie nam naar volume gemeten met circa 8 toe. Niet alleen de consumptieve bestedingen namen sterk toe, een aanzienlijke impuls ging uit van de investeringen van overheid en bedrijfsleven. De betrekkelijke stagnatie in de investeringen van 1969 maakte plaats voor een herleving van de inves teringsbereidheid. Zo nam het totale bedrag van de bruto-investeringen in vaste aktiva van overheid en bedrijfsleven ge durende de eerste 6 maanden met 14,5% toe. In de nijverheid bedroeg de toename 20%, in de land bouw 22 Aan het eind van het jaar werd het totale bedrag der bruto-investeringen van het bedrijfs leven op 24,7 miljard gesteld, tegenover f 21 miljard in 1969, hetgeen een toename van 17,6 betekent. Een sterke bestedingsneiging betekende niet alleen een zwaar beroep op het produktie-apparaat, dat steeds minder elastisch begon te worden, maar het leidde eveneens tot een sterke toename van de im porten. Deze laatsten konden slechts ten dele gecompenseerd worden door de overigens snel groeien de exporten. De waarde van de invoer nam met circa 21 toe, de waarde van de uitvoer steeg met slechts 18%. De eerste elf maanden leverden op de handelsbalans een tekort op van 5,2 miljard gulden. Loongolf De grote bedrijvigheid leidde tot een aanzienlijke verkrapping van de arbeidsmarkt. Zo bedroeg de mannelijke arbeidsreserve uitgedrukt in de mannelijke afhankelijke beroepsbevolking halverwege het jaar slechts 1,5%, tegenover 2% per ultimo juni 1969 en 2,9% per ultimo 1968. De toenemende arbeidsonrust resulteerde in een algemene loongolf van 400,welke een nieuwe impuls gaf aan de loon- en prijsspiraal: in 1969 was de loonsom per werknemer reeds met 11,5% toe genomen bij een produktiviteitstoename van 4%. Daar komt naar verwacht voor 1970 nog eens 121/2% bij. Tegen de achtergrond van eerder geschetste ontwikkelingen stelde de overheid bij het indienen van de begroting een aantal maatregelen voor, gericht op conjuncturele bijsturing. Enerzijds werd het voor- 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 5