ENKELE ACTUELE PROBLEMEN IN DE E.E.G. De toetreding van Engeland tot de E.E.G. en de monetaire integratie vormen momenteel twee be langrijke problemen bij het tot stand komen van de Gemeenschappelijke markt. Een grote moeilijkheid bij de toetreding van Engeland is de landbouwpolitiek. Weliswaar is Frankrijk nu een voorstander van toelating, maar dan moet Engeland, aldus de Franse minister van Buitenlandse Zaken Schumann, aan het eind van de overgangsperiode ook de volledige consequen ties van de gemeenschappelijke landbouwpolitiek accepteren. Een van de moeilijkste punten bij de onderhandelingen was het systeem van de aanvul lende inkomenstoeslagen (deficiency payment system). Volgens dit systeem betaalt de consument de wereldmarktprijs voor de produkten. De land bouwer ontvangt een toeslag van de overheid boven dit bedrag. Volkomen onverwacht verklaarde de Britse on derhandelaar Rippon, dat Engeland zal overgaan tot het systeem in de E.E.G. Deze verklaring lokte op haar beurt een scherpe reactie uit van de Amerikaanse regering. De vrees bestaat, dat het nieuwe systeem de Amerikaanse export van graan aanzienlijk zal schaden. Een ander vraagstuk is de monetaire integratie in de E.E.G. Twee jaar geleden werd het rapport Barre gepubliceerd, waarin werd gesteld, dat de handel en de economieën van de E.E.G.-landen nauw met elkaar verweven waren. Was vroeger de handel voor een derde deel onderlinge handel, aan het eind van 1970 was het gestegen tot de helft. Zodoende kunnen economische gebeurtenissen in het ene land belangrijke gevolgen hebben voor de andere landen. Om deze moeilijkheden te voor komen stelde het rapport voor, over te gaan tot een gemeenschappelijke economische politiek, be lastingharmonisatie en gemeenschappelijke econo mische planning. Tot de devaluatie respectievelijk revaluatie van Frankrijk en Duitsland had het rap port weinig invloed. Maar de ingestelde commissie Werner nam in haar rapport de belangrijkste pun ten van het plan Barre over. De eerste fase voor de totstandkoming van de monetaire eenwording had 1 januari 1971 moeten beginnen en zou drie jaar duren maar is, zoals men weet, alweer uitgesteld. Wanneer men met deze fase gaat starten zal overleg over het te voeren economische, conjuncturele en begrotingsbeleid binnen de Gemeenschap, dwingend worden voorge schreven. Minimaal driemaal per jaar moet de ministerraad bijeen komen en elk najaar wordt een jaarrapport over de economische situatie in de Gemeenschap gepubliceerd. Een belangrijke rol krijgen de presidenten van de Centrale Banken bij de coördinatie van de geld en kredietpolitiek. Dit Comité is bevoegd aanbe velingen aan de Centrale Banken der leden-landen te doen. Verder zullen de Centrale Banken een gemeenschappelijk valuta-interventiefonds oprich ten om de koersschommelingen tussen de verschil lende valuta binnen nauwere grenzen te houden. Momenteel zijn alle leden van het I.M.F. verplicht te interveniëren, indien de waarde meer dan 1 afwijkt van de pariteitswaarde. In de praktijk hou den de meeste landen aan. Dit betekent, dat elke munteenheid maximaal 1V2 kan fluctueren ten opzichte van de dollar. Maar alle munteen heden worden genoteerd ten opzichte van de dollar. Dus als de Duitse mark op het hoogste interventiepunt staat en de Italiaanse lire op het laagste, dan bedraagt de schommeling ten opzichte van elkaar 3%. Voor de onderlinge handel in de E.E.G.-landen zijn dergelijke grote schommelingen niet doelmatig. Besloten is in de verschillende valutamarkten te interveniëren, zodat de zes munt eenheden maximaal 2 kunnen schommelen ten opzichte van de dollar. In de tweede fase zullen de koersschommelingen tussen verschillende valuta stap voor stap ver minderd worden. In 8 a 10 jaar moet de laatste stap worden gezet: vaste pariteiten en volledige liberalisatie van het kapitaalverkeer binnen de Ge meenschap. Weliswaar is het dan niet meer van belang of men een nationale munteenheid heeft of een gemeenschappelijke valuta. Psychologische en politieke motieven pleiten echter voor het laatste. Het voorbeeld voor het gemeenschappelijk sy steem van Centrale Banken is het Amerikaanse Federal Reserve System. De bestaande Centrale Banken kunnen hun geld- en kredietpolitiek wel zelf bepalen, maar toestemming van een Comité van Presidenten van de Centrale Banken van de E.E.G.-landen is noodzakelijk. 39

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 41