onze belastingen is een afzonderlijke drempel vastgesteld welke de algemene drempel van de huidige regeling ver vangt. Voor de uitgaven voor levensonderhoud van bepaalde verwanten en voor de studiekosten geldt dat de uitgaven pas voor aftrek in aanmerking ko men voor zover zij meer bedragen dan 1 van het onzuiver inkomen, of, zo dit minder is, 200. De derde categorie uitgaven welke als buitengewone last in aanmerking komt, wordt gevormd door de uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie en overlijden, waarbij de uitgaven van adoptie slechts in aanmerking worden genomen tot een bedrag bepaald volgens nader te geven rege len. Het totaal van deze uitgaven komt in aftrek tot een en een kwart maal het bedrag van de uitgaven voor zover zij meer bedragen dan: 2500 indien het onzuivere inkomen 40.000 te boven gaat; f 1800 indien het onzuivere inkomen f 40.000 niet, doch f 18.000 wel te boven gaat; 10% van het onzuivere inkomen in de overige gevallen, met dien verstande dat geen hoger be drag in aanmerking wordt genomen dan het ge zamenlijk bedrag van de uitgaven. Verder is bepaald welke uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling worden aangemerkt. Dat zijn: uitgaven voor genees-, heel- en verlos kundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulp- en kunstmiddelen en vervoer; uitga ven voor extra-gezinshulp; extra uitgaven voor een op medisch voorschift gehouden dieet, tot een be drag bepaald volgens door de Minister te geven regelen. De hiervoor genoemde factor bij de uitgaven ter zake van ziekte enz. van een en een kwart wordt verhoogd tot anderhalf indien kinderaftrek wordt genoten voor meer dan vier kinderen (waarbij geen rekening wordt gehouden met verdubbeling of ver drievoudiging) dan wel indien in het voorafgaande jaar bij de berekening van het inkomen uitgaven ter zake van ziekte enz. als buitengewone last in aan merking komen. De factor wordt zelfs verhoogd tot een en driekwart indien in de twee voorafgaande jaren bij de berekening van het inkomen uitgaven ter zake van ziekte enz. als buitengewone last in aanmerking komen. Aan de opsomming ligt volgens de me morie van toelichting de gedachte ten grond slag dat uitsluitend uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling in aanmerking die nen te worden genomen indien en voor zover zij in direct verband met de ziekte enz. kunnen worden gebracht en de belastingplichtige zich daaraan op grond van medische noodzaak redelijkerwijs niet kan onttrekken. Tot de uitgaven voor geneeskun dige hulp enz. moeten ook gerekend worden de premies van ziekenfondsverzekeringen en andere ziektekostenverzekeringen alsmede de contributies aan kruisverenigingen. De gedachten van de be windslieden gaan uit naar de regelingen inzake de geneeskundige hulp enz. zoals die zijn vervat in de verstrekkingenpakketten krachtens de Zieken fondswet en de A.W.B.Z. Ook hierin zijn behande lingen of geneeswijzen die slechts in zijdelings verband met de ziekte enz. staan, uitgesloten. Met betrekking tot reiskosten bij ziekte van ge zinsleden die buiten de omschrijving zijn gelaten is door de staatssecretaris in de memorie van ant woord toegezegd in bijzondere gevallen toepassing van de hardheidsclausule te overwegen. In het ver slag van het mondeling overleg antwoordt de be windsman dat gedacht zou kunnen worden aan ge vallen waarin aan de volgende voorwaarden is vol daan: de zieke behoort tot het gezin van de belas tingplichtige, de ziekte is van lange duur, de af stand tussen de woning en de inrichting is groot, de zieke wordt regelmatig bezocht en de gemaakte reiskosten belopen een aanzienlijk bedrag in ver houding tot het inkomen. WERKENDE GEHUWDE VROUW De regeling van de aftrek voor de werkende ge huwde vrouw gaat er als volgt uitzien. Indien in het belastbare inkomen van de belastingplichtige ar beidsinkomsten van zijn echtgenote zijn begrepen, wordt uitsluitend voor de berekening van de ver schuldigde belasting, het belastbare inkomen ver minderd met f 1.000 doch maximaal met die ar beidsinkomsten. Zijn de arbeidsinkomsten van de vrouw meer dan 1.000 dan wordt de aftrek verhoogd met 20 van de meerdere inkomsten, doch de aftrek bedraagt ten hoogste f 4.000. De minimumaftrek van f 1.000 en de maximumaftrek van 4.000 gel den echter pas met ingang van het jaar 1972; voor het jaar 1971 zijn deze bedragen resp. 850 en f 2.500. De arbeidsinkomsten waarvoor de aftrek 36

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 38