Voor de landbouw zou een conjunctuurinzinking bopaald gunstige kanten kunnen hebben. We gaan er dan van uit, dat de expansie gepaard met in flatie niet omslaat in „stagflatie",, zoals men die al kent in de U.S.A. en Engeland: afnemende groei en toenemende werkloosheid, terwijl de inflatie tóch doorgaat. Normaliter lijkt het te verwachten, dat een recessie zou betekenen dat het rentepeil daalt en dat de afnemende spanning op de arbeids markt tot een daling c.q. minder snelle stijging van de loonkosten leidt. Voor de agrarische onder nemer zou dit een (relatieve) daling van zijn pro- duktie- en investeringskosten betekenen. De struc tureel noodzakelijke uitbreiding en modernisering van de bedrijven zou daardoor conjunctureel wor den gestimuleerd. Dit is echter alleen waar, als de recessie aan de opbrengstenkant geen dalende verkopen en/of lagere prijzen tot gevolg heeft. Hierover is weinig te voorspellen. Het prijspeil van ongeveer de helft van de agrarische produktie wordt bepaald door politieke maatregelen. Blijven die in een recessie overeind staan? En hoe zal zich de afzet van de vrije produkten gedragen? We mogen er wel enig vertrouwen in hebben, dat de overheid het markt- en prijsbeleid zal hand haven, ook al om conjuncturele redenen, maar de afzet van de vrije produkten zou waarschijnlijk de gevolgen van dalende koopkracht zeker als dat ook in het buitenland het geval zou zijn wel degelijk ondervinden. Een voorzichtige conclusie zou kunnen zijn, dat de land- en tuinbouw als ge heel niet slechter zou worden van een recessie, mits de inflatie geringer wordt. AFZETORGANISATIES Het nieuwe jaar zou niet alleen in conjunctureel maar ook in organisatorisch opzicht wel eens heel belangrijk kunnen worden voor de agrarische af zet. We doelen hier op de spectaculaire ontwikke lingen in de coöperatieve sector, die in november en december aan de dag traden. De coöperatieve zuivelindustrie lijkt de fase van de provinciale blok vorming al weer te hebben gepasseerd en is hard op weg naar een drietal blokken (Friesland, het Zuiden, en overig Nederland). Het ligt voor de hand hierin geen eindpunt te zien. Een tweede ontwikke ling is de inter-coöperatieve samenwerking die ge stalte kreeg in de N.V. Groenhoven, opgericht door een aantal centrale zuivelcoöperaties, Cebeco, Avebe en de Suikerunie, met het doel gezamenlijk activiteiten te ontplooien op de markt van diep- vriesvoedsel. Na jarenlang praten en schrijven over econo mische machtsvorming door de landbouw en con centratie van de afzet, mag agrarisch Nederland zich over deze ontwikkelingen oprecht verheugen. Waarbij men zich kan afvragen, wat de gevolgen van deze herstructurering zullen zijn voor de be- langenbehartigende organisaties. PERSPECTIEVEN Er zijn dus bij alle problemen wel degelijk gun stige perspectieven voor onze land- en tuinbouw. De structuurverbetering wordt bevorderd door betere regelingen voor de wijkers en misschien door een beter economisch en fiscaal klimaat voor de blijvers. In 1970 leverde de agrarische sector weer een zeer belangrijke bijdrage aan de natio nale export. De betekenis daarvan zou in 1971 wel eens nóg sterker naar voren kunnen komen. Daar om, en om de boeren en tuinders te steunen in hun streven naar verdere verbetering van hun be drijven, is een krachtig beleid nodig. Wij mogen van de overheid terecht verwachten, dat ook in Den Haag en in Brussel positieve besluiten zullen worden genomen. 11

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1971 | | pagina 13