LANDBOUWPOLITIEKE IMPASSE IN BINNEN- BUITENLAND Het is moeilijk een objectief oordeel te geven over de afloop van het landbouwdebat in de Tweede Kamer, op 11 en 12 november. Minister Lardinois kwam er zonder kleerscheuren doorheen en zag zijn begroting voor 1971 zonder hoofdelijke stemming aanvaard, zoals gebruikelijk. Toch was er bij de regeringspartijen geen geestdriftige stem ming over het beleid van de landbouwminister, dat door één van de sprekers werd gekarakteriseerd als „pappen en nathouden". De kritiek resulteerde echter ten aanzien van de binnenlandse landbouw politiek op geen enkel punt in een verruiming van het beleid. Ook een oppositiemotie om twintig miljoen gulden te verschuiven van ruilverkaveling naar sanering bepaald geen ongezonde ge dachte vond geen genade bij de bewindsman. Op één heel belangrijk punt deed de Minister een toezegging: Hij beloofde de door het Landbouw schap bepleite verhoging van de E.E.G.-landbouw prijzen in Brussel te zullen verdedigen. Voor de melkveehouders en akkerbouwers is dat een gun stig perspectief, al kost het de Minister budgettair geen cent. Het Friese actiecomité heeft de behan deling van de landbouwbegroting een geweldige teleurstelling genoemd. TELEURSTELLING Wij kunnen ons de teleurstelling van de Friezen (en van vele anderenjwel voorstellen. De landbouw organisaties en het Landbouwschap hebben dit jaar grote activiteiten ontplooid, gericht op een versterking van het landbouwbeleid in velerlei op zicht. Het E.E.G.-beleid nam op het verlanglijstje een belangrijke plaats in, maar dat is nu eenmaal een zaak die in Brussel wordt beslist. De organi saties (en ook de actie-comités) richtten hun aan dacht dus vooral op het nationale beleid. Het resultaat van alle inspanning is echter niet geweldig. Er is wat meer geld uitgetrokken voor ruilverkavelingen en voor het O.- en S.-fonds en er zijn een paar fiscale verbeteringen in de maak. Maar de „grote sprong voorwaarts" in structureel opzicht, die ook al in het Mansholt-plan (van 1968!) zeer urgent werd genoemd, vindt in de landbouw begroting 1971 onvoldoende brandstof. Ook bij de bespreking van het structuurplan van de Friese organisaties bleek dat de regering niet bereid is extra-middelen voor de landbouw uit te trekken. Dit betekent, dat we eigenlijk helemaal zijn aan gewezen op het E.E.G.-beleid en op de eigen in spanningen van de boeren en tuinders. Over de E.E.G. valt als wij dit schrijven weinig voortuitgang te melden, al is het verheugend, dat er nu althans een plan is (het plan-Werner) voor het vormen van een Europese monetaire unie. GROTE BEDRIJVEN DE OPLOSSING? De landbouwpolitieke impasse maakt het des te belangrijker dat het bedrijfsleven zélf alle mo gelijkheden tot positieverbetering aangrijpt. In dit verband is het interessant, dat de discussie over het (zeer) grote landbouwbedrijf weer is opgeleefd. Aanleiding was het verschijnen van het rapport van een studiegroep, die vorig jaar werd ingesteld door de Landelijke Raad voor Bedrijfsontwikkeling en het Landbouwschap, onder voorzitterschap van ir. K. Meinders, directeur van een zeer groot land bouwbedrijf te Klazienaveen. Eén van de conclu sies van deze werkgroep is, dat er zowel in de melkveehouderij als in de akkerbouw enkele zeer grote bedrijven moeten worden gesticht om ge- 493

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 7