KORTE OITLEG HET PRIJSINDEXCIJFER VAN DE GEZINSCON SUMPTIE In de afgelopen jaren zijn de prijsstijgingen aan zienlijk geweest. In 1969 alleen al bedroeg de prijs stijging 71/2 Tot augustus van dit jaar zijn de prijzen met ca. 4% gestegen en voor 1971 kan, in verband met een verdere verhoging van de B.T.W., een nieuwe prijsgolf verwacht worden. Door de onzekerheid over het toekomstige prijs verloop is het moeilijk geworden langlopende con tracten af te sluiten. Dit verklaart de opkomst van allerlei soorten indexaties, waarbij het mogelijk wordt een zekere mate van prijsgevoeligheid in te bouwen. Vooral in de collectieve arbeidsovereenkomsten zijn, door de ongunstige ervaringen in 1969, aanpassingsclau sules opgenomen. Zo bepaalt de C.A.O. voor het Bankbedrijf voor 1970 dat, indien het prijsindex cijfer voor de gezinsconsumptie in 1970 meer dan 3 zal stijgen ten opzichte van het cijfer over 1969, overeenkomstig dat meerdere een éénmalige correctie op de salarissen zal worden toegepast in de vorm van een uitkering ineens. De maatstaf, die bij indexatie meestal toegepast wordt, is het prijsindexcijfer van de gezinscon sumptie. Dit indexcijfer meet de koopkracht van het geld voor de groep consumenten waarvoor het wordt samengesteld. Staat het in een bepaalde periode bijvoorbeeld op 130, dan betekent dit, dat in deze periode een 30 hoger geldbedrag nodig is om dezelfde leef wijze te kunnen voeren als in de basisperiode. Tot 1968 werkte men met het prijsindexcijfer van het levensonderhoud voor hand- en hoofdarbeiders gezinnen op basis 1959/'60 100. Hierna is men door verandering in consumptiegewoonten overge gaan tot een ander indexcijfer op basis van 1964 100. Vergelijking van twee reeksen indexcijfers ver eist echter een koppeling. Voor de samenstelling van het nieuwe indexcijfer is van 1963 tot 1965 een budgetonderzoek gehou den bij gezinnen van hand-, land- en hoofdarbei ders, bestaande uit 4 personen met een bruto- inkomen van minder dan 10.500, De gemiddelde totale uitgaven van de gezinnen in deze inkomensklassen bedroegen in 1963/64 f 9.199,Aan de hand van dit budgetonderzoek werden voor 1964 de gewichten vastgesteld voor de diverse bestedingsgroepen. Berekend werd bij voorbeeld dat van het totale inkomen 34,9 werd besteed aan voeding en 25,9 aan de woning. De prijsstijging zelf wordt bepaald aan de hand van enquêtes, die omstreeks het midden van de maand plaatsvinden in 76 gemeenten, waarbij reke ning wordt gehouden met seizoensinvloeden en kwaliteitsveranderingen. Het aldus verkregen indexcijfer is een belang rijke indicator voor de ontwikkeling van de koop kracht van de gulden, die ook gebruikt kan worden bij de internationale vergelijking van de waarde- ontwikkeling van verschillende valuta's zoals blijkt uit de tabel. 528

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 46