ENIGE ASPECTEN MONUMENTEN WET r De gedachte dat monumentenzorg een deel van de overheidstaak behoort te vormen heeft reeds erkenning gevonden in 1875 toen bij het Departe ment van Binnenlandse Zaken de afdeling Kunsten en Wetenschappen werd opgericht. Een definitieve wettelijke regeling op dit gebied heeft in ons land, in tegenstelling met veel andere Europese landen, echter nog lange tijd ontbroken. Pas in 1961 is de Monumentenwet in werking getreden. Deze wet onderscheidt in hoofdzaak 3 groepen: beschermde monumenten; beschermde stads- en dorpsgezichten; opgravingen en vondsten. Over deze eerste groep monumenten handelt het onderstaande. Hoe is nu de gang van zaken bij de toepassing van de wettelijke regeling? De Monumentenraad stelt allereerst als advise rende instantie een lijst op, waarop die gebouwen vermeld staan waarvan zij vindt dat ze voor be scherming als monument in aanmerking dienen te komen. Uitgangspunt hierbij is dat alle gebouwen die tenminste 50 jaar oud zijn en van algemeen belang zijn door hun schoonheid, wetenschappe lijke betekenis of folkloristische waarde, als monu menten worden beschouwd. Het is echter niet zo dat alle gebouwen die onder deze omschrijving van een monument vallen nu ook automatisch op deze lijst van de Monumenten- raad komen. Er wordt een bepaalde keuze gedaan, die wordt bepaald door het algemeen belang, dat zowel nationaal als plaatselijk kan zijn. Verschil lende factoren zullen bij deze keuze een rol spelen, zoals ouderdom, kunsthistorische betekenis, archi tectonische bijzonderheden, de vraag of er meer dere exemplaren van bestaan, de bestemming enz. Nu eens zal het ene dan weer het andere element de doorslag geven. Is deze lijst door de Monumentenraad opgesteld, dan kunnen Gedeputeerde Staten en de Gemeente- 520

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 38