NOODZAAK VOOR BANKBESTUURDERS
STUW
De coöperatieve bank eist in deze tijd veel van
haar bestuurders.
Inzicht in de verschillende aspecten van het mo
derne landbouwkredietwezen is noodzakelijk om
een beleid te kunnen voeren dat steunt op de
werkelijkheid.
Daarnaast vraagt ook de snelle ontwikkeling van
de landbouwkredietinstellingen, eens organisaties
met een zeer beperkt doel, tot dienstverlenende
bedrijven met een steeds groter wordend diensten
pakket om voortdurende vernieuwing en verdieping
van de kennis van de bestuurders.
In bestuurderskringen van de raiffeisenorgani-
satie in men gelukkig doordrongen van de nood
zaak dat hieraan veel aandacht moet worden ge
schonken. Dit winterseizoen zijn dan ook voor de
vierde maal vele honderden leden van besturen en
raden van toezicht gedurende enkele dagen voor
intensieve studie bijeen in „bestuurdersconferen
ties".
Deze studieconferenties worden georganiseerd
door de regionale instituten voor landbouwcoöpe
ratie, de inleidingen worden meestal gehouden door
functionarissen van de Centrale Raiffeisen-Bank.
Hoe groot de belangstelling voor deze studie
dagen is, vertellen de cijfers. Toen in 1967 de
eerste conferenties plaatsvonden namen daaraan
400 mensen deel; dit seizoen overschrijdt het aan
tal deelnemers de 1300! Dit ondanks het feit dat de
conferenties vrij zware eisen stellen aan de deel
nemers, die zich terdege moeten voorbereiden op
twee dagen van vergaderen en discussiëren.
De grote interesse voor de bestuurdersconfe
renties is een overtuigend bewijs dat men zich in
deze kringen over het algemeen zeer bewust is
van de hoge eisen die de huidige ontwikkeling van
de raiffeisenorganisatie aan haar bestuurders stelt.
FORSE GROEI
De coöperatieve landbouwkredietinstellingen heb
ben een forse groei doorgemaakt sinds hun ont
staan rond het einde van de vorige eeuw.
Maar de afgelopen tien jaar heeft de enorme
uitbreiding van het girale geldverkeer geleid tot een
werkelijk stormachtige ontwikkeling. Een paar
cijfers ter illustratie.
Aan de vooravond van de tweede wereldoorlog
was het gezamenlijke balanstotaal van de Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Bank en de aangesloten
banken 380 miljoen gulden. In 1955 was dit 923 mil
joen en in 1960 was het balanstotaal gestegen tot
3.267 miljoen. Het gezamenlijke balanstotaal per
31 december 1969 was 9.742 miljoen gulden en per
eind juni van dit jaar had het de tien miljard gepas
seerd en bedroeg het 10.715 miljoen.
Het totaal aan spaargelden bedroeg per 31 de
cember 1960, 2.673 miljoen gulden, per 30 juni 1970
was dit gegroeid tot 8.108 miljoen.
Het aantal spaarrekeningen is thans 2.925.000,
naast de bijna 700.000 privé-rekeningen en reke
ningen-courant. Het aandeel in het totaal aan spaar
gelden in ons land is ruim 25 (met de boeren
leenbanken tezamen ruim 40
Het aantal vestigingen van de 638 aangesloten
banken is ruim 1.700. De toeneming van het aantal
bedieningspunten voor het publiek en de uitbrei
ding van het dienstenpakket had ook gevolgen
voor het aantal personeelsleden. In 1960 waren er
in totaal 1.900 personen in dienst van de raiffeisen
organisatie, in 1970 al meer dan 7.200.
Ook de kredietverlening maakte een dergelijke
ontwikkeling door. De verruiming van de krediet
mogelijkheden in lokale kring en de penetratie in
de stedelijke gebieden, die andere vormen van
kredietverlening noodzakelijk maakte, droegen
503