De kogel in de kerk Op 17 september is het dan gebeurd! In het „groene boekje" kondigden de beide centrale banken aan, dat zij beslo ten hebben zoveel mogelijk te zul len samengaan en dat ook een samengaan van de beide organi saties, de Utrechtse en de Eind- hovense, in de toekomst geboden lijkt. Door de pers en de geïnteresseer de buitenstaander is dit bericht veelal opgevat, alsof het eenvou dig gaat om één van de toch reeds veelvuldig voorkomende fusies tussen grote bedrijven, ditmaal dan weer tussen twee grote banken. Het was dan ook geen wonder, dat men meteen de balanstotalen van Utrecht en Eindhoven samentelde en zo de vraag beantwoordde wie of er nu wel na deze fusie de groot ste bank in het land zou zijn. Binnen de beide organisaties zal de eerste reactie ongetwijfeld ge weest zijn in de trant vaneinde lijk, het moest er immers toch van komen. De aandrang uit de lokale banken wees duidelijk in de rich ting van samenwerking en zelfs van samensmelting. Hoe precies die twee organisaties na meer dan 70 jaar zelfstandig, zij het zuster lijk, los van elkaar geleefd te heb ben, elkaar toch gevonden hebben, zal interessant voer voor de toe komstige geschiedschrijver vormen. Ondertussen verliezen we niet uit het oog, dat de een wording weliswaar op het programma is gezet, maar nog geen feit is. De kogel is in de kerk gejaagd; hij is er nog niet dóór. Dat zal pas het geval zijn als de beide organisaties, ieder met zijn structuur de nodige fundamentele besluiten genomen hebben. Hier over zullen we ongetwijfeld in de toekomst meer te horen krijgen. Opmerkelijk is, dat in 1970 een andere methode gevolgd werd dan in 1898. Toen de Centrale Bank werd opgericht, gebeurde dat van onderop door de lokale banken zelf, thans met de eenwording tus sen Utrecht en Eindhoven gaat het initiatief uit van de top van de beide organisaties en wordt van daaruit het voorstel aan de brede basis voorgelegd. Dit kan ook moeilijk anders, gezien de ingewik keldheid van de zaak. Bovendien wees alles wat de laat ste tijd uit de basis naar voren gekomen is erop, dat de top deze weg moest inslaan. We zullen er we! niet aan ont komen het modewoord „fusie" te gebruiken. Eigenlijk is dat jammer, want fusie wekt zo'n koud zake lijke indruk. Het groene boekje, en dat lijkt ons tekenend, spreekt nergens van fusie, maar herhaal delijk van „samengaan" tussen beide centrale banken en tussen beide organisaties. Daar zit een doelgerichtheid in, een lotsverbon denheid door straks samen op weg te gaan. FCZZ71 Dat zal wel lukken. Het kli- maat lijkt gunstig en onze \jmmmJ organisaties hebben zoveel gemeen, dat zij niet wezensvreemd tegenover elkaar staan. Aan de andere kant is het reëel nu reeds te onderkennen, dat we niet een, twee, drie samengesmolten zullen zijn, zelfs al zou dit op papier het geval zijn. Een eigen geschiedenis van 70 jaar gaat je immers niet in je koude kleren zitten. Regels kun je met een pennestreek verande ren, maar gebruiken en gewoonten hebben een veel taaier leven. Onze zakelijke contacten zullen mogelijk over andere personen gaan lopen, we moeten misschien aan andere benamingen wennen, het begrip de Centrale Bank waarover we vorige maand schreven, zal een andere inhoud krijgen. Over al dat soort veranderingen valt natuur lijk nu nog niets te zeggen, maar het lijkt zeker, dat we daar toch wel mee te maken kunnen krijgen, de bestuurders van onze banken en vooral ook het personeel. Ge lukkig zullen we er rustig aan kunnen wennen. Laten we de elasticiteit in ons denken ieder voor zich er maar vast op uitpro beren. Dit kan geen kwaad. Het samengaan in de ware zin van het woord is een proces, een ge leidelijk voortschrijden op de weg; we zullen volop gelegenheid heb ben ons er mentaal op in te stel len. De kogel is immers in de kerk: hij moet er dóór met de hulp van een ieder. 1R. H. 447

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 9