C G A. MERTENS tegelijkertijd het eindpunt, d.w.z. de volledige fusie binnen de horizon zou worden gebracht. Het is voor mij niet de eerste maal, dat ik een fusie-proces binnen het kader van landbouworga nisaties meemaak. De begeleidende verschijnselen zijn altijd weer verschillend; toch is er ook hoe verschillend van aard de zich naar elkaar toe be wegende organisaties ook mogen zijn één ten dens altijd weer opnieuw te constateren, namelijk die van een versnelling van het eenmaal op gang gekomen samenwerkingsgesprek. Nu geleidelijk de eerste reacties binnenkomen op het gemeenschappelijk bericht van 18 septem ber 1970 kan ik mij in het licht van het snelle rijpingsproces, dat de gedachtenontwikkeling in de achter ons liggende zomermaanden heeft doorge maakt, wel indenken, dat inderdaad bij sommigen het gevoel van overdonderd te zijn is ontstaan. Velen hadden zich reeds vroeger met de gedachte van de fusie beziggehouden en voor- en nadelen afgewogen; men werd nu echter wel erg onver wacht voor de werkelijkheid van een tot stand te brengen fusie gezet. Toen eenmaal het inzicht was gerijpt dat een verdere samenwerking slechts zin zou hebben in het vooruitzicht van een te realiseren volledige samenwerking, waarbij alle plaatselijke banken lid zouden worden van één centrale bank-organisatie, moest dit leiden tot externe contacten en zulks in het bijzonder met de Nederlandsche Bank en met de vakbonden. Nadat deze contacten waren ge legd was het zaak om ook de aangesloten banken zo spoedig mogelijk daarvan in kennis te stellen teneinde te voorkomen, dat de plaatselijke banken door de buitenwacht zouden worden geïnformeerd. Hiermede is meteen ook verklaard waarom het op 18 september 1970 gedateerde gemeenschappelijk bericht reeds op 16 september 1970 werd verzon den. In de laatste fase bleek, dat berichtgeving via de pers schier onvermijdelijk was geworden. De beschreven gang van zaken heeft niet alleen tot gevolg gehad dat de plaatselijke banken verrast zijn maar heeft bij sommige banken misschien de vrees doen ontstaan dat zij min of meer buiten spel worden gezet. Dit is echter geenszins de bedoeling en zal ook niet gebeuren. Het tot stand brengen van het zo veel mogelijk samengaan van de beide centrale banken zal worden begeleid eerst door een voorbereidingscommissie en vervolgens door de op te richten Coöperatieve Raiffeisen-Boeren- leenbank, die gevestigd zal worden te Amsterdam. Deze samenwerkingscoöperatie, die als het ware een overgangsfase belichaamt, zal echter niet tot stand worden gebracht dan nadat eerst in de ko mende maanden de ring- en kringvergaderingen van de beide coöperatieve kredietorganisaties zul- 443

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 5