ORGANISATIE EN EFFICIENCY O heid lang niet altijd gebruik wordt gemaakt. Voor vrijwel alle beleggers is het tweede voordeel van belang, namelijk dat van deskundig beheer. De belangrijkheid hiervan spreekt zo duidelijk dat ze geen nader betoog behoeft. Een factor die hier meespeelt is ook de moraliteit van de leiding, die gelukkig bij de Nederlandse beleggingsfondsen boven alle twijfel verheven is. Dan is er tenslotte het gemak, een factor die door velen die door hun beroep doorlopend in tijdgebrek zijn als zeer be langrijk wordt ervaren. Natuurlijk zijn er behalve voordelen ook wel na delen verbonden aan belegging in dit soort waar den. Eén daarvan is het feit dat door spreiding van de beleggingen niet alleen de kwade kansen be- j perkt worden, maar ook de goede, zodat vooral bij grotere beleggingsfondsen weinig sprake zal kun nen zijn van een dynamische ontwikkeling. Het is deze gedachte geweest die o.a heeft geleid tot afsplitsing van Rolinco uit het Rotterdamsch Be leggingsconsortium, waarbij Rolinco dus is bedoeld voor de belegger die geen hoog rendement wenst, maar daarentegen een wat beweeglijker beleg- gingsbeleid, gericht op vermogensgroei. Een ander mogelijk nadeel is dat de groei van de beleggingsfondsen zo snel gaat en dat de verschil lende posten bijgevolg zo groot worden dat men vrijwel niet meer op grote schaal ter beurze kan opereren. Het spreekt vanzelf dat dit punt in Neder land eerder zal zijn bereikt dan bij voorbeeld in de Verenigde Staten. Toch blijft bij nauwkeurige afweging van voor- j en nadelen de overtuiging dat beleggingsfondsen een uiterst nuttige functie kunnen vervullen, mits bij de keuze van de diverse fondsen in voldoende mate rekening wordt gehouden met de persoon lijke omstandigheden van de belegger. Reeds meerdere malen is in deze rubriek naar voren gebracht dat het, in het kader van een mo derne bedrijfsvoering, steeds meer noodzakelijk wordt om zorg te dragen voor een goede planning. In dit verband zij nog geattendeerd op het artikel dat vorige maand in deze rubriek verscheen en waarin aandacht werd gevraagd voor de planning van de extra werkzaamheden die voortvloeien uit de jaarafsluiting. Hoewel het zeker niet een vereiste is dat dit in het laatst van het jaar gebeurt omdat planning immers een bezigheid is waarmee men in feite continu bezig moet zijn, noodt deze tijd van het jaar wel tot het maken van plannen. Niet voor niets wenst men elkaar zo vaak bij de jaarwisseling een „goed begin" toe. PLAN EN TAAKSTELLING De plannen kunnen op allerlei onderwerpen en onderdelen van de bank betrekking hebben. Zo kan men een plan maken voor het verloop van bepaalde werkzaamheden maar ook voor het verlagen van de kosten van een bepaalde afdeling of van de gehele bank. Een ander plan kan weer betrekking hebben op de opvoering van de produktie van de assu rantieafdeling of van de reisbemiddeling dan wel 483

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 45