milieubeheersing men wrevel kan wekken hetgeen averechts kan uit werken. Er wordt reeds veel gedaan aan research, getuige de recente berichten over schone motoren, schone benzine, oploskarton, langzaam verterend plastic e.d. In de landbouw zoekt men naar hoog- opbrengende gewas-variëteiten, die resistent zijn tegen zoveel mogelijk schadelijke invloeden. In de bestrijdingsmiddelensfeer denkt men aan minder persistente middelen, aan biologische bestrijdings- methoden, sterilisatietechnieken en lokstoffen. Veel geld zal nodig zijn voor het bouwen van afval waterzuiveringsinstallaties, composteerinrichtingen, verbrandingsovens en dergelijke. Wanneer inderdaad de waardering voor deze zaken toeneemt is het niet uitgesloten dat dit nog eens renderende investeringsobjecten worden. Zoals gezegd bestaan er geen betrouwbare ramingen van de toekomstige kosten. Enkele door ons genoteerde kostenbedragen zijn: tot 1990 300 miljoen voor waterzuivering; voor chemische research 350 miljoen per jaar; de toegezegde rijksbijdrage in de kosten aan een veenkoloniale persleiding bedraagt 150 miljoen; de aanlegkosten voor een kanaal voor drink watervoorziening van Maarssen naar Bode graven zijn geschat op 120 miljoen. men verwacht dat „schone" auto's 270,per stuk meer gaan kosten. Een van de kernpunten in deze gehele problema tiek is de bewustwording van het individu. Kan een positief antwoord op onderstaande vragen daartoe misschien bijdragen? Moet de milieuhygiëne behalve als universitaire opleiding wellicht een verplicht schoolvak worden, moet er op meer produkten (weer) statiegeld komen, is er iets te verwachten van instelling van een wegwerpboete, moeten er duidelijke gevaar aanduidingen op de verpakking komen en kan verder het risico en de verantwoordelijkheid bij de gebruiker blijven. VOORLOPIG ADVIES AAN BOEREN EN TUIN DERS Het is van belang zich rekenschap te geven van de ongewenste neveneffecten van de huidige pro- duktietechnieken die nauwelijks meer uit de be drijfsvoering zijn weg te denken. Men moet trach ten deze neveneffecten zoveel mogelijk tegen te gaan; het is ook eigenbelang de zo ongewenste opeenhoping van chemische stoffen die uiteinde lijk fataal kan zijn, te voorkomen. In dit verband denke men aan de nevenwerking van: stookolie, kunstmest, bestrijdingsmiddelen, antibiotica, hor moonpreparaten, zaaizaadontsmettingsmiddelen, gier in oppervlakte- en grondwater, (mest)stank, ontbossing en dergelijke. In ons klimaat is de mo gelijkheid van goede prijzen voor op biologisch- dynamische wijze voortgebrachte natuurprodukten zeker niet afwezig. Bij voldoende produktieomvang is het zelfs mogelijk grootwinkelbedrijven contrac tueel hiervoor te interesseren. Hoewel door een aantal bepalingen in de hinder wet de meeste landbouwbedrijven hinderwetplichtig zijn, zijn lang niet alle bedrijven in het bezit van een vergunning. Hinderwetplichtig zijn o.a. bedrijven die inrich tingen hebben: voor het opslaan, bewerken, verwerken of ver nietigen van mest en meststoffen; voor opslag van samengeperst gas of van onder druk tot vloeistof verdichte gassen; met één of meer elektromotoren met een ge zamenlijk vermogen groter dan 2 pk. Bedrijven die nog geen (schriftelijke) hinderwet vergunning hebben wordt aangeraden deze wel aan te vragen. Vaak zal dat thans nog zonder problemen gaan. Niet alleen bij stadsuitbreiding staat men dan sterker maar ook bij schadeclaims onder de nieuwe wetten op de lucht- en oppervlaktewater verontreiniging. Deze wetten kennen namelijk wel schadevergoedingsregelingen, maar alleen voor bedrijven met een hinderwetvergunning. Het ge vaar van een daling van de onderpandswaarde van bedrijven zonder hinderwetvergunning is in dit verband geenszins denkbeeldig. Mocht zich het geval voordoen dat men door een gemeentelijke verordening in zijn bedrijfsvoering op een of andere wijze wordt belemmerd, dan verdient het aanbeve ling na te gaan of men niet in aanmerking kan komen voor een uitkering krachtens een mogelijk aanwezige gemeentelijke schadevergoedingsver ordening. In een voorkomend geval kan het ook raadzaam zijn eens advies te vragen van een vertegenwoor diger van de gewestelijke raad van het landbouw schap, bij welke instantie men in de hierboven weergegeven problemen vaak zeer goed thuis is. 476

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 38