de middelmaat laten zien, dat de inkomens van de weidebedrijven in 1969/1970 niet of nauwelijks hoger zijn dan in 1967/68. Alleen al om de waar dedaling van het geld op te vangen zou een in komensstijging met ongeveer 10 procent nodig zijn geweest, om nog maar te zwijgen over de wel vaartsstijging. Het is dan ook duidelijk, dat het Landbouwschap niet de illusie zal hebben dat met 5 procent prijsstijging de agrarische achterstand is goed te maken. Bij zijn standpuntbepaling heeft het Landbouwschap uiteraard rekening gehouden met de „haalbaarheid" van zijn wensen en met de gevolgen van een eventuele prijsverhoging. Te sterke verhoging van de voedergraanprijzen is na delig voor de veredelingsbedrijven, en een aan zienlijke prijsverhoging over de hele linie zou ook weer tot toename van de overschotten kunnen lei den, die de laatste tijd gelukkig voor het grootste deel waren verdwenen. Hogere prijzen zouden bovendien, zoals dr. Mansholt in zijn gesprek met het Landbouwschap in september jl. opmerkte, een extra-obstakel vormen bij de besprekingen tussen de E.E.G. en Engeland. PRIJSVERHOGING EN DE GRONDPRIJS De hoofdredacteur van „De Boerderij" ziet nóg een bezwaar tegen prijsverhogingen. In een hoofd artikel in het nummer van 14 oktober wees hij er op, dat de grondprijzen de laatste tijd niet meer stijgen, en dat zelfs een daling is ingetreden. Dit is toe te schrijven aan de hoge rente, de inkomens achteruitgang, de vergrijzing van de boerenstand en de sterk afgenomen belangstelling van boeren zoons voor een bestaan in de landbouw. De hoofdredacteur betoogt, dat we hiermee op weg zijn naar een meer gezonde structuur. Hij vervolgt: „Wij moeten zorgen dat de stabilisatie of daling van de grondprijzen doorgaat. Deze gezonde ont wikkeling moet niet doorbroken worden door op nieuw de grondprijzen door hogere produkten- prijzen op te drijven. Het opvangen van de inko mensachterstand kan daardoor het beste via in komenstoeslagen geschieden, omdat deze niet met de produktie in verband staan." Hiermee schaart de hoofdredacteur van „De Boerderij" zich aan de zijde van dr. Mansholt, die tegen het Landbouwschap zei dat prijsverhoging vrijwel onmogelijk is en daarom inkomenstoeslagen een aanvulling op het prijsbeleid zouden kunnen vormen. Het Landbouwschap ziet hierin niet veel om diverse redenen, waarvan „De Boerderij" noemt de praktische (on)uitvoerbaarheid van een inkomenstoeslagensysteem en de remmende wer king ervan op de sanering van de landbouw. „De Boerderij" stelt daar tegenover dat een toeslagen systeem het aanpassingsproces in de landbouw zal vergemakkelijken, al laat het blad de vraag open of het systeem op een bevredigende wijze uit te voeren zou zijn. STRUCTUREEL EFFECT Naar onze mening verwacht „De Boerderij" te veel van het toeslagenstelsel. Inkomenstoeslagen kunnen dezelfde invloed hebben als prijsverhoging, namelijk dat de boeren hun financiële positie weer wat optimistischer bekijken en derhalve besluiten om het bedrijf te blijven voortzetten. Structuur verbetering is eerder van het huidige systeem te verwachten dan van een toeslagenstelsel, omdat van het prijsbeleid vooral de bedrijven profiteren die grotere hoeveelheden produkten aan de markt brengen. Vanuit een sociaal oogpunt bezien is dat misschien niet juist, maar dat is weer een andere zaak. Het is trouwens ook niet sociaal om bezwaar te maken tegen prijsverhoging omdat daardoor de grondprijzen zouden stijgen. Als „De Boerderij" stelt dat de grondprijzen veel te hoog zijn in ver houding tot de eindprijzen, kan daartegenover wor den geponeerd dat de eindprijzen veel te laag zijn in verhouding tot de grondprijzen. MENING VAN DR. MARIS Over de kwestie van de toeslagen heeft ook de directeur van het L.E.I., prof. dr. A. Maris, zijn me ning gegeven in de rede die hij op 11 maart jl. uit sprak bij de aanvaarding van het ambt van buiten gewoon hoogleraar in de landhuishoudkunde en de economie van het grondgebruik aan de T.H. te Delft. Wij citeren uit deze rede: „Afgezien van de moeilijkheden die aan de uitvoering van zulk een beleid zijn verbonden op welk niveau moet de prijs worden vastgesteld en volgens welke criteria 449

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 11