WAT ANDERE BANKEN EN ORGANISATIES SCHRIJVEN financieel overzicht BEGROTINGSTEKORT Het begrotingstekort zal ruim 2 miljard bedra gen; dat is ongeveer gelijk aan het voor dat jaar geraamde budgettaire kastekort. De totale financieringsbehoefte van het Rijk zal kunnen worden gesteld op 2.150 miljoen. Naar schatting kan voor 1971 worden gerekend op een voor het Rijk beschikbaar komend bedrag aan reserveringen op de voorinschrijfrekeningen van 1.750 miljoen. Het Rijk zal in 1971 dus kunnen volstaan meteen beroep op de open kapitaalmarkt van 400 mil joen, hetgeen minder is dan het in de begrotings cijfers opgenomen bedrag aan aflossingen. De temporisering van de uitgaven, de hogere belastingopbrengsten, de baten uit de nieuwbouw- heffing zouden ertoe kunnen bijdragen dat er een aanzienlijke vermindering van het financierings tekort zal ontstaan. Het ligt echter niet in de be doeling op grond hiervan het beroep van het Rijk op de kapitaalmarkt te beperken, dit wordt in de huidige conjunctuursituatie ongewenst geacht. De maatregelen zijn nl. van tijdelijke conjunc turele aard en moeten gescheiden blijven van de begroting van 1971 zoals deze op grond van struc turele overwegingen gestalte heeft gekregen. Vooralsnog zijn de uit de Miljoenennota voort vloeiende gevolgen voor de geld- en kapitaalmarkt niet geheel te overzien. Enerzijds verwacht de minister, dat de beperkte financieringsbehoefte van het Rijk in 1971 zal leiden tot een zekere ontspanning op de kapitaalmarkt. Anderzijds acht hij het tijdstip nog niet gekomen om van het systeem van de zgn. centrale financie ring via de Bank voor Nederlandsche Gemeenten af te stappen. Mocht onze economie door de bijsturingsmaat regelen in rustiger vaarwater geraken, dan zal dit vooral de kapitaalvoorziening van de gemeenten ten goede kunnen komen. In het laatste nummer van Agrarfinanzierung, een uitgave van de gezamenlijke landbouwkrediet instellingen in West-Europa, wordt een vergelijking gemaakt van de kasreserveregeling in de ver schillende landen. Voor de overheid is de kasreservepolitiek een instrument om de liquiditeit van het bankwezen te beïnvloeden. In Nederland werd deze politiek in 1954 ingevoerd. Overeengekomen werd dat de handelsbanken en de landbouwkredietinstellingen een percentage (maximaal 15%) van de door derden toevertrouw de gelden zouden aanhouden bij de Nederlandsche Bank. Sinds 1963 staat het kasreservepercentage echter op nul. In de overige landen van de E.E.G., met uitzondering van België, is de kasreserve politiek nog steeds effectief. Van deze landen worden hier de voornaamste principes van Duits land en Frankrijk gegeven. In Duitsland bedraagt het kasreservepercentage voor dagelijks opvraagbare tegoeden maximaal 30 voor termijndeposito's 20 en voor spaar tegoeden 10%. Alle banken moeten hun kasreserve aanhouden bij de Bundesbank. Een uitzondering bestaat voor 416

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 30