COÖPERATIEVE VERENIGINGEN IN OOSTENRIJK Professor Franz Braumanrt, auteur van de ook in ons land bekende Raiffeisenroman, zond ons onder staand artikel. Wij nemen het gaarne op in dit oktobernummer dat verschijnt in een maand vol traditionele Raiffeisenactiviteiten Toen in het revolutiejaar 1848 in de Weense Rijksdag de wet op de landhervorming werd aan genomen, werd de Oostenrijkse boer zelfstandig en vrij. Hij werd een onafhankelijk ondernemer op zijn boerderij. Maar zoals in vele landen van Europa trad hij ook hier de andere ondernemers groeperingen in de economie in zijn nieuwe levens omstandigheden onvoorbereid en onbeschermd te gemoet. Hij kon de enorme achterstand aan be drijfsmiddelen voor de ernstig verwaarloosde land bouwgronden en vervallen hofsteden niet alleen de baas. Binnen enkele jaren groeide de schuld van de boeren zodanig, dat steeds meer landstreken werden geteisterd door verpaupering. Het was de verdienste van de grote hervormer Friedrich Wilhelm Raiffeisen dat hij de in de land bouw al zo oeroude coöperatieve gedachte op nieuw tot leven wekte en tot een in de aanvang ook door hem niet voorziene ontwikkeling bracht. Toen in het jaar 1886 ook in Oostenrijk de eerste spaar- en voorschotbank werd opgericht, was daar mee de deur naar de opbouw van het coöperatie wezen wijd geopend. Coöperatie, dat was eigen hulp, nadat de boer had begrepen dat hij op andere wijze geen hulp zou ontvangen. Tien jaar later waren er reeds 600 kredietcoöpe raties, waarbij zich al spoedig nog de aan- en verkoopcoöperaties voegden. Zij volgden de raad van Raiffeisen en sloten zich aaneen in landelijke centrales. Zeventig jaar geleden, in 1898, werd het Algemeen Verbond van Oostenrijkse Landbouw coöperaties opgericht. Daardoor beschikte de coöperatieve ontwikkeling al heel vroeg over een gemeenschappelijke leiding en een voor allen geldige doelstelling: de verheffing en versterking van de landbouw en economische zekerheid voor de boerenstand. Nieuwe hoop voor honderdduizend boerengezinnen. Toch zou de gestage ontwikkeling van de coöpe raties in de hierna volgende decennia nog verschil lende malen ernstig worden verstoord. Met het einde van de eerste wereldoorlog kwam ook het einde van het Algemene Verbond, dat toen uit 9.000 coöperatieve verenigingen bestond. In 1918 leek het erop of alle tot dan verrichte arbeid voor de coöperatieve idee vergeefs was geweest. Het kredietwezen en het handelsverkeer kwamen in de macht van grote anonieme speculanten. Ook het saamhorigheidsgevoel onder de leden werd ern stige schade toegebracht. Pas jaren later toen de economie zich weer langzaam oprichtte uit het moeras van inflatie en ellende, kwamen de boeren weer bijeen in het Algemene coöperatieve Verbond. De steeds sterker voelbaar wordende prijsverschil len tussen de agrarische en niet-agrarische pro- dukten dwong de landbouwers tot aaneensluiting. De crisis in de wereldeconomie van de dertiger jaren stelde de coöperatieve krediet- en aan- en verkooporganisaties in Oostenrijk voor harde be proevingen. Een nieuwe coöperatie-wet stelde in 1934 een organisatieplicht in voor alle coöperaties. Hierdoor gingen 3300 coöperaties, aangesloten bij 15 bonden deel uitmaken van één orgaan. Na de diep ingrijpende periode tussen 1938 en 1945 toen Oostenrijk zijn nationale onafhankelijk heid had verloren, kwam in 1946 opnieuw het Alge meen Verbond tot stand. Binnen dit landelijke or gaan vonden de aan- en verkoopverenigingen 410

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 24