Koffiedik
Y
|W| Het overkomt iedereen wel
X eens als hij terugkijkt op de
M afgelopen jaren, dat hij con
stateert: „Wat zijn er veel verande
ringen geweest, waarvan we zelfs
nooit hebben gedroomd". Of hij
verzucht: „Als ik dat geweten had,
had ik het anders gedaan". Degene
echter die niet om een of andere
reden verbitterd is, z.al vaak blij
zijn, dat hij niet alles heeft voor
zien. Kon je alles voorspellen, dan
verliest het leven veel van zijn
waarde. Ook het van de hand in de
tand leven heeft zijn charme. De
een zal dit letterlijk opvatten; de
ander figuurlijk. Op deze ander
doelen wij in dit verband. Dat
neemt niet weg, dat het terugblik
ken op het verleden zijn waarde
kan hebben. Dan realiseert men
zich soms, hoe het anders gedaan
had kunnen worden. De historicus
schrijft daar dikke boekwerken
over. De door ervaring wijs gewor-
dene doet het wat eenvoudiger. Nu
eens zegt hij, dat een ezel zich niet
voor de tweede maal aan dezelfde
steen stoot, dan weer is hij de
mening toegedaan, dat vroeger
alles beter was. Geen van beide
zienswijzen lijkt onvoorwaardelijk
juist. Lering kan echter uit het ver
leden wel getrokken worden.
[wl Een andere tijd vraagt an-
A dere vormen. De generatie-
I——I conflicten van onze tijd wor
den misschien wel het hevigst er
varen, maar iedere tijd lijkt die
wel in een of andere vorm gekend
te hebben. Steeds weer zoekt men
naar een nieuwe vormgeving van
de wezenlijke zaken, aangepast
aan de behoeften van de dag. Dat
doet men niet alleen in het privé-
leven. Ook in organisatorisch ver
band tracht men zich aan de
steeds wisselende omstandigheden,
zowel intern als extern aan te pas
sen. Men behoeft slechts binnen
onze organisatie te kijken om te
zien, hoe men allerlei nieuwe acti
viteiten aanpakt of opnieuw struc
tureert. Met de lessen van het ver
leden alleen komt men er niet;
men zal immers nooit met precies
gelijke omstandigheden en mensen
te maken hebben.
Moeilijker wordt het, indien
men vooruit probeert te lo
pen op toekomstige ontwik
kelingen. Toch houdt ieder
daarop een of andere wijze mee
bezig. Waarom studeert men an
ders om diploma's te behalen of
filosofeert men al over een vakan
tiereis naar de maan? Wie praat
onder het genot van een borrel niet
eens over cle mogelijkheden of ge
varen van de automatisering. Een
systematische benadering van de
toekomst wordt echter niet door
allen bedreven. Toch wordt men
soms voor de noodzaak geplaatst
zich hierop te bezinnen, al is het
maar bii gelegenheid van zoiets
eenvoudigs als de vestiging van een
hijkantoor. Men moet zich dan
immers beraden over het toekom
stige functioneren van de bank en
de functie binnen die bank van dat
bijkantoor, omdat dit zal aange
ven, hoe en waar dat bijkantoor
dient te worden gebouwd.
Hoe verder de toekomst weg ligt,
hoe moeilijker het wordt. Toch zal
men een beslissing moeten nemen
en zo goed mogelijk voorspellingen
moeten doen, hoewel het in zekere
zin kijken in het koffiedik blijft.
y~ Nu kan men zich bij het
voorspellen en beslissen la-
J ten leiden door de ontwikke
lingen, welke zich reeds (gaan)
aftekenen. Als men dan een zekere
veiligheidsmarge in acht neemt,
kan men inderdaad weer enige,
vermoedelijk niet lange, tijd voor
uit. Onverwachte wendingen zijn
in dit plan niet inbegrepen. Men
denke alleen maar eens aan de
snelle ontwikkeling van de moge
lijkheden om de administratie te
automatiseren.
Komt men echter te staan voor
beslissingen, welke voor lange tijd
het patroon vastleggen, dan zal
men ook voor zo lang vooruit moe
ten zien, hoewel dit niet altijd te
realiseren is. Men zal de doelstel
lingen zo moeten formuleren, dat
men zoveel mogelijk onverwachte
wendingen kan opvangen. Zelfs zal
men moeten trachten die toekomst
doelbewust mede te beïnvloeden.
Ook dan zal men gelukkig maar
- voor verrassingen komen te
staan en prognoses anders zien
uitvallen, maar zonder enige plan
ning op lange termijn komt men
er zeker niet. Concreter gezegd:
Zullen we eerst afwachten, of er
zich ooit mensen op de maan gaan
vestigen en of er bij hen behoefte
zal ontstaan aan de vestiging van
een bank op de maan, of voorzien
wij juist dat daar mensen komen
te wonen, zodat wij de vestiging
van een bank aldaar gaan bevor
deren? Als het laatste het geval is,
zullen we nu reeds een astronaut-
kassier moeten opleiden. Het voor
beeld komt voort uit het brein van
een fantast. Die fantast wil echter
betogen, dat men niet altijd kan
volstaan met een afwachtende
houding. Dat kan we! als men zijn
structuren te allen tijde kan aan
passen aan de verrassingen. Men
kan soms echter voor beslissingen
komen te staan, welke die struc
turen zo vastleggen, dat men wel
op enigerlei wijze op de toekomst
vooruit moet lopen, wil men niet
bij voorbaat reeds zijn verstard.
Dan zal men in het koffiedik die
nen te roeren, hoe warrige bezig
heid dit ook zal blijken.
N.
345