WAT ANDERE
BANKEN EN ORGANISATIES
SCHRIJVEN
Op de jaarvergadering van de Oostenrijkse Raif-
feisenorganisatie sprak dr. Karl Gruber over het
onderwerp: Concentratie of Samenwerking. Over
eenstemming in de discussie over de bedrijfs-
grootte der Raiffeisenbanken heerst er volgens
hem slechts op één punt: de optimale bedrijfs-
grootte, die theoretisch een bijna onbegrensde
concentratie vereist, is voor de Raiffeisenorgani-
satie niet de juiste weg. In de praktijk moet veeleer
uitgegaan worden van een minimum-bedrijfsgrootte,
die niet exact te bepalen is, omdat lokale omstan
digheden hierbij een rol spelen. Voor de minimum
bedrijfsgrootte zijn drie punten van doorslaggevend
belang:
1. de bank moet zodanig zijn uitgerust dat deze
voldoet aan de eisen van het moderne geld
verkeer;
2. de medewerking van voldoende geschoold per
soneel;
3. de gevraagde kostenvergoeding mag het con
currentievermogen niet aantasten.
Gezorgd moet worden voor een voldoende con
currentievermogen van de Raiffeisenbanken tegen
over de concurrenten. Het coöperatieve karakter,
dat gericht is op de belangen der leden, mag daar
bij niet geschaad worden. Grotere eenheden vor
men stellig een oplossing voor het probleem. Een
feit is echter dat fusies van coöperaties niet onder
dezelfde omstandigheden tot stand kunnen worden
gebracht als fusies van N.V.'s. Deze laatste onder
nemingsvorm is door haar structuur veel geschikter
voor een concentratie dan een coöperatie, omdat
ze zich bij haar bedrijfspolitiek baseert op het prin
cipe van maximale winst. De coöperatie daaren
tegen is een gedecentraliseerde, op de leden ge
oriënteerde organisatie, die door democratische
besluitvorming wordt geleid, waarbij coördinatie en
niet-ondergeschiktheid het principe is.
Zeker is dat het karakter van de personen-
vereniging de eigenlijke sterkte van de Raiffeisen-
organisatie vormt. En indien het lukt de opleiding
van de personen die betrokken zijn bij de leiding in
overeenstemming te brengen met de toegenomen
eisen, zal ook in de toekomst de democratische
structuur der coöperatieve besluitvorming een po
sitieve en dynamische kracht vormen.
In de stedelijke gebieden is nauwelijks sprake
van een personengemeenschap; hier staan de Raif
feisenbanken bovendien in concurrentie met aan
zienlijke grotere ondernemingen. Uit boven ge
schetste situatie volgen twee mogelijkheden voor
een uitbreiding van de dienstverlening:
a. De nadruk kan gelegd worden op het karakter
van de personenvereniging en de lokale ge
decentraliseerde structuur, voorzover die eco
nomisch positief en sociologisch integrerend
werkt.
b. Het accent kan gelegd worden op een versneld
tot stand brengen van fusies, over waar een
reële mogelijkheid bestaat om tot de minimum
grootte te komen.
372