europese integratie
ook bereikt moeten worden met inachtneming van
het aspect van de werkgelegenheid en het regio
naal beleid. Tenslotte moeten de belastingstelsels
geharmoniseerd worden om deze specialisatie mo
gelijk te maken.
HET PROBLEEM VAN DE WISSELKOERSEN
De wisselkoers vormt één van de belangrijkste
problemen van de economische en monetaire inte
gratie. Het is op dit punt, dat de politieke menings
verschillen sterk naar voren komen. Alle lidstaten
zijn het er over eens, dat een monetaire unie alleen
kan functioneren indien er sprake is van één munt,
dan wel van een volkomen vaste verhouding tussen
de nationale valuta.
De meningsverschillen spitsen zich toe op de
manier waarop men moet trachten te komen tot
een vaste verhouding tussen de valuta. Aan de
ene kant wordt gepleit voor de invoering van
een versoepeling van de wisselkoersen (crawling
peg). Dit systeem zou de nationale economieën in
staat stellen een evenwichtige positie ten opzichte
van elkaar te bereiken waarna men kan overgaan
tot de definitieve vastlegging van de wisselkoersen.
Het grote gevaar van een dergelijke handelwijze is
de mogelijkheid, dat de economische ontwikke
lingen uiteen gaan lopen in plaats van naar elkaar
toe te groeien. Onder dit systeem kan een lidstaat
zich bovendien onttrekken aan het voeren van een
deflatie-politiek dan wel overgaan tot een te sterke
expansie-politiek, die op zijn beurt inflatie naar
andere landen exporteert. Van een gemeenschap
pelijke solidariteit zal weinig of niets terecht
komen. Het soepeler maken van de wisselkoersen
wordt door de Commissie dan ook principieel afge
wezen.
Aan de andere kant bevinden zich de voorstan
ders van een vaste wisselkoers.
Dit systeem heeft het grote voordeel, dat toe
passing hiervan vooral discipline vereist tussen de
lidstaten onderling. Ongetwijfeld zal dit de ge
meenschappelijke solidariteit ten goede komen.
Van essentieel belang bij de laatste methode
is de positie van de lidstaten. De nationale econo
mieën dienen in een min of meer evenwichtige
positie te zijn, voordat tot een dergelijke stap over
gegaan kan worden. Verkeert een lidstaat in een
onevenwichtige situatie, een te hoog prijsniveau
bijvoorbeeld, dan kan door een dergelijke stap het
land in een ernstige situatie geraken, wat vanwege
zijn vergaande repercussies, om binnenlands poli
tieke redenen zeker niet geaccepteerd zal worden.
Het land zou immers, om afvloeiing van de mone
taire reserves te voorkomen een deflatiepolitiek
moeten voeren die de prijsstijgingen afremt maar
werkloosheid en daling van de produktie tot gevolg
heeft.
Zo hebben onevenwichtigheden in het verleden
geleid tot een devaluatie van de Franse frank en
een revaluatie van de Duitse Mark. Handhaving van
de wisselkoers zou in genoemde gevallen onge
twijfeld geleid hebben tot ernstige repercussies in
het binnenland. Een andere vraag, die met het in
stellen van vaste pariteitsverhoudingen nauw ver
band houdt, is wanneer de vaste verhoudingen ge
realiseerd moeten worden. Met andere woorden
op welk moment van de overgangsperiode moeten
de marges voor koersschommelingen geheel ver
dwijnen.
De commissie pleit voor een proces van geleide
lijkheid. Zo moet volgens haar begin 1972 de be
perking van de mogelijke verschillen in de contante
koers van de munteenheden tot 1 worden terug
gebracht. Deze geleidelijke aanpassing zal de lid
staten in staat stellen de economische en mone
taire ontwikkelingen op elkaar af te stemmen.
Om dit aanpassingsproces te vergemakkelijken
zijn door de Commissie aan de Raad voorstellen
gedaan, die neerkomen op monetaire bijstand op
korte en middellange termijn om betalingsbalans
moeilijkheden van incidentele of conjuncturele aard
op te vangen. Dit mechanisme van monetaire bij
stand is inmiddels gerealiseerd. Het geldt zowel
voor de korte als voor de lange termijn en is voor
elk 2 miljard groot.
In deze periode, waarin de economische en mo
netaire ontwikkelingen van de lidstaten op elkaar
worden afgestemd zullen pariteitswijzigingen
slechts in het uiterste geval mogen worden toege
staan. In internationaal verband dient de gemeen
schap zoveel mogelijk als een eenheid op te tre
den. Niet alleen zal dit tot uitdrukking moeten
komen in een gemeenschappelijk standpunt ten
opzichte van actuele problemen (bijv. de gedachte
om te komen tot een verruiming van de marges,
waarbinnen de koersen kunnen fluctueren), maar
ook zal aldus meer invloed verkregen worden in
het internationale monetaire stelsel.
3&2