horecabedrijf kan handhaven. Zo bleek uit een onderzoek van het E.I.M. dat in 1964 de bedrijfsgegevens van een aan tal hotels onderzocht dat meer dan de helft van deze hotels een negatief economisch resultaat liet zien. Hierbij werd op de netto winst in minde ring gebracht het gewaardeerde loon van niet betaalde krachten (gezinsleden) en het loon van de ondernemer. Zowel de hotels met een aantal kamers variërend van 10 tot 25 als die met 25 tot 55 kamers lieten een negatief resultaat zien terwijl alleen de onderzochte hotels in de klasse van 70 t/m 140 kamers gemiddeld een positief resul taat opleverde en wel ter grootte van 2,7 van de omzet. Deze en andere onderzoekingen beves tigen de indruk dat het hotelbedrijf alleen rendabel is voor grotere eenheden. Hierbij dient overigens te worden opgemerkt, dat bij de grotere bedrijven een zekere vermindering van efficiency kan gaan optreden ten gevolge van de hoge personeels sterkte. Bijzondere hoge eisen worden daarbij ge steld aan het organisatietalent van de leiding. BEZETTINGSGRAAD Een aanzienlijk deel van de huisvestings- en per soneelskosten heeft een vast karakter, dit betreft ca. 60 van de kosten. Het spreekt vanzelf dat de resultaten van het hotelbedrijf sterk afhankelijk zijn van de bezettingsgraad. Men kan stellen dat de kosten per overnachting zijn samengesteld uit de variabele kosten per overnachting, vermeerderd met de vaste kosten gedeeld door de bezettings graad. Aangezien het karakter van de hotelbedrij- ven uiteenloopt dient men het begrip bezettings graad op voorzichtige wijze te hanteren. Een zuiver toeristenhotel zal er in vele gevallen nauwelijks in slagen om gedurende vijf maanden per jaar vol ledige bezetting te bereiken. Mogelijk kan het daarnaast nog ten dele als zakenhotel fungeren. Anders ligt de situatie bij een continu-hotel. In vakkringen spreekt men over kritische (minimum) bezettingsgraden van 55 a 60 Onderzoekingen van het E.I.M. hebben uitgewezen, dat in de mid dengroep-hotels deze bezettingsgraad in het alge meen bereikt wordt. Door de eerder vermelde stichting van de Universiteit van Amsterdam ge maakte berekeningen van de gemiddelde bezet tingsgraden wijzen uit dat deze in het algemeen beneden de kritische bezettingsgraad liggen. gemiddelde bezettingsgraad 1965 1966 1967 Nederland 30 30 29 Nederland excl. drie grote steden 25 26 24 Amsterdam 54 21 49 Het betreft hier echter gemiddelden. De praktijk laat variaties in bezettingsgraad zien van 20 tot 90 waarbij de bedrijfsresultaten niet altijd di rect verband houden met de bezettingsgraad. Soms laten hotels met een relatief lage bezettingsgraad toch een positief resultaat zien, hetgeen onder meer verband houdt met de lagere kosten in de betreffende hotelklasse. Ook komt het voor, dat hotels ondanks een relatief hoge bezettingsgraad een negatief resultaat opleveren. De rentabiliteit van het hotelbedrijf wordt door meerdere factoren beïnvloed. De bedrijfsgrootte is slechts één factor. Daarnaast is de klasse van het hotel en de aard van het verzorgingsgebied van belang. Bij vergro ting van hotels komt er overigens ook een eind aan de organisatorische mogelijkheden. De ideale grootte zal van geval tot geval geschat moeten worden. MAALTIJDEN WEINIG RENDABEL Eerder vermelde E.I.M.-onderzoeking liet zien dat de verliezen in de hotels vooral ontstaan in de keukenexploitatie. Bekend is in dit verband de uit drukking ,,Ze eten me arm en drinken me rijk". De marge op de loonintensieve keuken is beduidend lager dan die van het buffet. De ervaring leert dat maaltijden ondanks de hoge kosten met een lagere marge worden gecalculeerd dan de dranken. Bij deze prijspolitiek gaat men ervan uit, dat de keu- kenomzet een gunstige invloed heeft op het gehele kostenniveau van het bedrijf. Het overwegend ne gatieve resultaat van de keuken heeft tot verschil lende vormen van rationalisatie geleid. In de keu ken is dit te bereiken door voorbereide produkten te verwerken of door gestandaardiseerde maal tijden (plate service). Anderzijds ziet men een sterke neiging naar het beddenhotel (hotel garni) waarbij nauwelijks meer sprake is van een keuken. 350

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 12