INIIilililll'Wil.'J.'.llffl
OOGSTMAAND?
PROBLEEM VERSCHERPT
De natuur heeft er dit jaar toe bijgedragen dat
de agrarische problematiek een nog sterker accent
kreeg. Na een lange winter volgde een langdurige
droogte, die bijzonder schadelijke gevolgen zal
hebben voor vele bedrijven. De toch al niet ge
ringe moeilijkheden van de noordelijke akkerbouw
kregen hierdoor een extra dimensie. Maar voor het
héle land geldt, dat de droogteperiode opbrengst
verlaging en/of hogere kosten heeft veroorzaakt.
Dit normale bedrijfsrisico is anno 1970 heel moei
lijk op te vangen door de labiele financiële toe
stand van een groot deel der agrarische bedrijven.
Deze verscherping van de boerenproblemen was
nog niet te voorzien, toen het Landbouwschap om
een onderhoud met de regering vroeg om zijn
urgentieprogramma toe te lichten en de daaruit
voortvloeiende beleidsmaatregelen te bepleiten. In
ons vorige commentaar noemden wij de vier hoofd
punten van het Landbouwschap al. De verslagen
van de bespreking kwamen er op neer, dat de
regering positief stond tegenover de opvattingen
van het Landbouwschap en het daaruit voort
vloeiende beleid, maar dat nog weinig hoop werd
gewekt op de financiële mogelijkheden om dat be
leid te realiseren. De voorzitter van het Landbouw
schap zei dan ook na afloop, dat het gesprek be
vredigend was geweest, maar dat hij niet tevreden
was.
BOERENVIJAND NR. 1
De minister van Financiën had tijdens de bespre
king gezegd, dat de prioriteit voor de herstructure
ring in de landbouw binnen de landbouwbegroting
moest worden gevonden. Dat betekent, dat volgens
de minister van Financiën géén extra middelen
voor de landbouw beschikbaar kunnen komen.
Veelzeggend is in dit verband ook een commentaar
in De Landbode van 3 juli over „boerenvijand nr.
1", de inflatie. Als we bij dit commentaar beden
ken, dat de schrijver, ir. Tuynman, politieke rela
ties heeft met de minister van Financiën, lijkt er
weinig hoop op een voor de landbouw gunstige
rijksbegroting 1971. We citeren het commentaar
uit De Landbode: „Geld is schaars en dat dwingt
ertoe, dat ook de Overheid zich zal moeten ma
tigen, wil er althans geen ontoelaatbare terugval
in de voor onze welvaart noodzakelijke investe
ringen van het bedrijfsleven komen. De financiële
manoeuvreerruimte van de Overheid blijft beperkt.
Dat maakt, dat de kans op financiële hulp voor al
diegenen die deze hulp bitter hard nodig hebben,
beperkt blijft. In dit licht bezien is het een dwin
gende noodzaak om vooral inflatie zoveel mogelijk
terug te dringen".
WAARSCHUWENDE WOORDEN
Er is niet veel fantasie voor nodig om ons voor
te stellen, hoe de reacties uit de boerenwereld
zullen zijn als Prinsjesdag inderdaad tegenvalt.
Enkele voorzitters van provinciale landbouworgani
saties hebben hierover al waarschuwende woorden
laten horen. De stemming is er ook niet beter op
geworden, nadat in juni bekend was geworden dat
de E.E.G.-landbouwministers hadden besloten de
prijzen maar weer ongewijzigd te verlengen tot
1 april 1971. Dit is tegen de achtergrond van een
helaas veel te snelle inflatie een feitelijke prijs
verlaging. Bovendien is het met de prijzen van de
„vrije produkten" ook niet zo best gesteld: fruit en
eieren zijn daarvan trieste voorbeelden, en de
lange tijd winstaangevende varkensprijzen zijn ook
sterk afgebrokkeld.
299