Moeten wij inderdaad dit offer brengen om de
arme landen een kans te geven?
De publieke opinie is al gauw geneigd ja te zeg
gen omdat de landbouw hen vaak wordt beschre
ven als „een subsidieverslindend zorgenkindje".
Toch is het moeilijk aanvaardbaar één bepaalde
bevolkingsgroep voor deze vorm van ontwikke
lingshulp op te laten draaien.
Over de mogelijke inkomens- en consumptie
effecten van zo'n maatregel is weinig bekend. Op
veel vragen zal nog uitvoerig gestudeerd moeten
worden. We denken bijvoorbeeld aan:
Moet de produktie in absolute zin dalen of moet
het groeitempo worden vertraagd?
Welke gevolgen heeft dit voor het ondernemers
klimaat in de landbouw? Moeten de afvloeiings-
en saneringsregelingen van Mansholt versneld
worden ingevoerd?
Wat zijn daarvan de budgettaire consequenties?
Moet er alleen grond of moeten er ook nog
andere produktiemiddelen aan de landbouw
worden onttrokken?
Is alleen het afbreken van tariefmuren vol
doende?
Is het niet in het belang van de arme landen dat
hier een krachtige groei blijft, omdat anders de
hulpverlening snel zal wegvallen?
Welke bijdrage kan er in wereldverband plaats
vinden door „goederenovereenkomsten" en
kunnen communistische landen welke nu nog
weinig tropische produkten gebruiken ook een
bijdrage leveren?
Als Nederland straks initiatieven neemt om een
Wereldvoedselbank op te richten, kan het pro-
duktie-apparaat hier dan toch in stand gehou
den worden?
Voorlopig moeten wij het antwoord op deze
vragen welke direct betrekking hebben op de te
voeren landbouwpolitiek nog schuldig blijven. De
beantwoording zal in hoge mate afhangen van de
mening van de rechtstreeks erbij betrokkenen: de
landbouwondernemers.
Zo is het begonnen.
Die avond stond de krant weer vol met berichten
over het kraken van woningen en zwembaden.
Het bleef in mijn gedachten, ook toen ik wat later
in de Raiffeisenbode bladerde.
Een aardig blad, peinsde ik, maar het wordt zo
kennelijk volgeschreven door de medewerkers van
de Centrale Bank.
Kundige en knappe mensen hoor, maar toch wel
eens wat
Zo filosofeerde ik voort, totdat ineens mijn oog viel
op deze kolom. Wit ge/aten door de lay-outman,
die daar waarschijnlijk zeer esthetische bedoe
lingen mee heeft gehad.
Maar ik dacht, jammer van de ruimte
En toen kwam de grote, stralendheldere flits.
Kraken!
Vandaar dat U dit nu leest. Deze kolom is uitdruk
kelijk door mij gekraakt. Een smeekbede van de
redactie toch liever gebruik te maken van de ru
briek Man en Paard is door mij van de hand ge
wezen.
In deze kolom ga ik fijn schrijven over zaken die
mij bezighouden.
Geen diepgaande analyses of vurige pleidooien.
Wel een verhaaltje, een herinnering, wat filoso
feren over vreemde toestanden en van tijd tot tijd
een prik hier en daar. Enfin U moet maar afwach
ten wat het wordt.
Moest deze kolom dan geen eigen kopje hebben,
vroeg men mij.
Ja, zei ik, want dat legaliseerde mijn krakerij weer
enigszins. Of heb ik me daarmee alweer geconfor
meerd aan de rest van de inhoud van dit waarde
volle blad
Hoe het ook zij, de titel staat hierboven: Dagboek
van een kassier. Dan weet U tenminste uit welke
hoek de wind waait.
Of niet
In ieder geval tot volgende maand.
Cas Sier
303