juridische aspecten
aangeduid als de 100% moeder-dochter verhou
ding.
Het feit, dat het kapitaal bij een N.V. in aan
delen is verdeeld biedt echter nog andere moge
lijkheden om tot samengaan te komen. De aan
deelhouders van twee N.V.'s kunnen bijvoorbeeld
hun aandelen overdragen aan een derde reeds
bestaande of nieuw op te richten N.V. tegen
ontvangst van aandelen van deze derde N.V. In
dit geval is sprake van een moeder-N.V. met twee
dochters.
Varianten op de hiervoor weergegeven moge
lijkheden om tot samengaan te komen met behulp
van aandelen zijn denkbaar. In al deze gevallen
blijft de „overgedragen" N.V. juridisch bestaan.
STICHTINGEN EN COÖPERATIES
Bij de stichting en de coöperatieve vereniging
bestaan genoemde mogelijkheden van samenwer
king in principe niet. Weliswaar zijn bij een coöpe
ratieve vereniging aandelen bestaanbaar, doch
deze zijn onverbrekelijk met het lidmaatschap ver
bonden en derhalve niet los van dit lidmaatschap
over te dragen. Twee coöperatieve verenigingen
beschikken echter wel over een mogelijkheid welke
enigermate gelijkenis vertoont met de hiervoor ge
noemde overdracht van aandelen door twee N.V.'s
aan een derde N.V. tegen uitgifte van aandelen.
Zij kunnen namelijk tezamen een nieuwe coöpera
tieve vereniging oprichten, waarvan zij lid worden.
Dan roepen zij derhalve een „topcoöperatie" in het
leven. Ook hierbij blijft de juridische positie van
de partners onveranderd. Ook een stichting (of
een andere rechtspersoon) kan als lid tot een op
te richten topcoöperatie toetreden. In de praktijk
gebeurt dit echter zelden.
Bij fusies met een stichting wordt bijna altijd ge
bruikt gemaakt van een mogelijkheid, die bij
coöperaties veel voorkomt, doch bij N.V.'s veel
minder vaak. Deze mogelijkheid bestaat hieruit dat
door het daartoe bevoegde orgaan, de algemene
vergadering bij de coöperatie bijvoorbeeld, wordt
besloten alle bezittingen te verkopen aan de partij,
waarmede samengegaan zal worden en dat vervol
gens de verkopende rechtspersoon wordt ontbon
den. Deze bezittingen kunnen een grote verschei
denheid vertonen. Vanzelfsprekend zijn er de roe
rende en onroerende goederen. Daarnaast zijn ook
de vorderingen op debiteuren bezittingen. En hoe
wel dit minder vaak gebeurt kunnen zich hierbij
ook aandelen in een N.V. bevinden, bijvoorbeeld
van een 100% dochter-N.V. Deze aandelen wor
den dan mede overgedragen (zie hiervoor) waar
door de N.V. voortaan als 100%-dochter van de
verkrijgende partij voortbestaat.
De prijs welke hiervoor wordt betaald, kan men
stellen op de waarde van de schulden welke de
verkopende partij heeft.
In dat geval stelt de overnemende rechtspersoon
de verkopende rechtspersoon in staat zijn schul
den te voldoen. Tegen de wil van de schuldeiser
kan immers zijn vordering op de verkopende
rechtspersoon niet worden overgedragen. Hij zou
dan een andere misschien minder goede de
biteur tegenover zich krijgen. In de praktijk neemt
deze schuldeiser natuurlijk wel genoegen met be
taling door de „nieuwe" debiteur.
Nadat aldus de zaken van de verkopende partij
zijn vereffend, houdt de overdragende rechtsper
soon na daartoe strekkend besluit op te bestaan.
Dit is het kenmerkende verschil met alle voren-
omschreven vormen van samengaan. Wellicht is
het nuttig nog eens uitdrukkelijk op te merken dat
dit ophouden te bestaan de juridische zelfstandig
heid betreft. Ook de oude zelfstandigheid in eco
nomisch opzicht gaat weliswaar verloren, doch
overigens leeft zij voort in de nieuwe combinatie.
Voor de vraag van welke juridische vorm toe
komstige partners zich moeten bedienen zijn zelfs
geen globale aanduidingen te geven. Het is van
vele verschillende factoren afhankelijk en dient
van geval tot geval te worden bekeken. Naast de
rechtsvorm, waarin de onderneming wordt gedre
ven, spelen hierbij onder anderen ook psychologi
sche, emotionele en niet te vergeten fiscale over
wegingen een rol.
Een uitputtende behandeling zou voldoende stof
opleveren om boekwerken te vullen. In de aanvang
van dit artikel hebben wij echter gesteld, dat wij er
naar zouden streven in zeer grote lijnen een over
zicht te geven van de juridische mogelijkheden om
tot samengaan te komen.
Is het hiervoor geschetste beeld bij lange na
niet volledig wellicht zal het voor potentiële „fusie
kandidaten" aanleiding zijn om zich reeds bij de
gedachte aan enige vorm van samenwerking
wellicht in een verre toekomst van deskundige
bijstand te verzekeren.
288