MAN EN PAARD
EEN KRITISCHE OPMERKING VAN EEN
BEZOEKER
Van een beroepshalve vaak op onze Algemene
Vergadering aanwezige bezoeker ontvingen wij
onderstaande brief, welke wij graag in de Raif-
feisenbode opnemen in afwachting van mogelijke
commentaren. Naam en adres van do briefschrijver
zijn ons bekend.
Als min of meer toevallig bezoeker van uw Alge
mene Vergaderingen zijn mij enkele dingen opge
vallen die wellicht goed zijn om eens gezegd te
worden. Ik hoop dat niemand dien de schoen
niet pact zich hierdoor gegriefd zal gevoelen
want dèt is uiteraard niet de bedoeling.
Ik wil ook zeker niet treden in de vraag of een
Algemene Vergadering van uw organisatie beslist
nodig is of ook maar enige waarde heeft als mani
festatie. Dit is een vraag waarvan de beantwoor
ding geheel buiten mijn competentie valt. Ik wil
ook niet oordelen over het feit dat op een bepaald
moment de vergadering „uit de hand liep" tenge
volge van een onduidelijkheid in de leiding. Neen,
er is iets wat mij vrijwel bij elke A.V. die ik bezocht
opnieuw opvalt.
In de eerste plaats beginnen de vergaderingen
zelden op de aangekondigde tijd. Zelfs lang nadat
de vergadering begonnen is komen, soms nog
grote, groepen bezoekers binnen. Dat kan een
gevolg zijn van een zekere onverschilligheid voor
het huishoudelijk gedeelte van de agenda. Een
ieder is daarin vanzelfsprekend vrij, maar mij
dunkt dat men er toch ook rekening mee moet
houden dat een telaat komen wanneer dat niet
noodzakelijk is bijzonder storend is voor leiding en
vergaderden.
Op hetzelfde vlak ligt het wanneer geconstateerd
moet worden dat tijdens de voordrachten van spe
ciaal uitgenodigde sprekers (gasten dus van uw
vergadering) dikwijls zeer velen tijdens betoog of
debat jas aantrekken, hoed opzetten en zich al
wringend tusen de stoelrijen door verwijderen en
daarmede niet alleen onhoffelijk zijn tegenover
spreker, maar ook tegenover leiding en vergader
genoten die wèl geïnteresseerd zijn. Naar mijn
mening behoort hoffelijkheid ook tot coöperatieve
deugden.
Wil men een vergadering combineren met een
welverdiend uitstapje dan moet het volvoeren van
een dergelijk plannetje niet gaan ten koste van de
wellevendheid.
282