REDE DR A. MARIS In de middagbijeenkomst van de Algemene Vergadering heeft dr. A. Maris, directeur van het Landbouw Economisch Instituut, een interessante rede vol belangwekkende gegevens uitgesproken over „de betekenis van de uitbreiding van de E.E.G. en van de ontwikkelingslanden voor het agrarisch evenwicht binnen de E.E.G." Hij kwam daarbij tot de conclusie dat door de toetreding van de vier kandidaatlanden tot de E.E.G. het zijn Engeland, Ierland, Denemarken en Noorwegen, kortweg: de Vier het agrarisch marktevenwicht in de Zes (de drie Beneluxlanden, West-Duitsland, Frankrijk en Italië) wordt bevor derd. Immers van de produkten, waarvan de Zes een overschot hebben, met name melk, suiker en tarwe, bestaat in de Vier een tekort. De vorming van een gemeenschappelijke markt met een ge meenschappelijk handelsbeleid tegenover derde landen betekent preferentie van de aangesloten landen en zal dus leiden tot uitbreiding van de intra-handel. Door de toenemende handel tussen de Zes en de Vier behoeft de handel met de ontwikkelings landen niet te worden belemmerd, mits de suiker- produktie gestabiliseerd blijft door doelmatige produktiequoteringen, zo betoogde dr. Maris. In de economisch ontwikkelde landen van het Gemenebest, met name in Nieuw-Zeeland, aldus zette de heer Maris verder uiteen, zullen evenwel aanpassingen noodzakelijk zijn. De vergrote Ge meenschap zal veruit de de belangrijkste handels partner worden op de wereldmarkt van agrarische produkten. Deze gemeenschap draagt hiermee een grote verantwoordelijkheid voor en kan een be langrijke invloed uitoefenen op het bereiken van 277

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 43