Mutaties in de toevertrouwde middelen bij de aangesloten Raiffeisenbanken
COMMENTAAR OP DE CIJFERS
Spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen
Bedragen x f 1 miljoen
1969
april
jan. t/m
april
Spaartegoed
13,5
27,3
133,6
206,1
Tegoed op privérekeningen
-i- 29,4
17,8
89.5
57,3
Overige tegoeden in rekening-courant
52,7
52,0
100,0
71.4
Totaal
95,6
97,1
323,1
334,8
April
Het spaaroverschot bedroeg in april iets minder dan de
helft van dat van vorig jaar. In aanmerking moet echter
worden genomen dat in de eerste vier maanden van 1969
bijzonder goede spaarresultaten werden behaald. In de
periode januari t/m april 1969 werd een spaaroverschot ge
boekt dat f 134,1 miljoen hoger was dan in de overeenkom
stige periode van 1968, terwijl dit voor de overige acht
maanden van het jaar slechts f 42,9 miljoen bedroeg. Wij
wezen al eerder op de kopersstaking" in de eerste vier
maanden van 1969. Deze kan duidelijk worden waargenomen
met de ontwikkeling van het indexcijfer voor de consump
tieve bestedingen.
Dit indexcijfer bedroeg voor de hoeveelheid aangeschafte
duurzame consumptiegoederen per hoofd van de bevolking
met 1963 als basis in de eerste vier maanden van 1967
gemiddeld 113, in 1968 119 en in 1969 110.
Het spaaroverschot kan in verband hiermee beter verge
leken worden met dat van april 1965 t/m 1968. Dan blijkt
dat april 1970 een goede spaarmaand is geweest; met uit
zondering van 1967 toen een spaaroverschot van f 1,5 mil
joen werd geboekt, vond in de overige genoemde jaren
namelijk een ontsparing plaats.
Hst bedrag waarmee de toevertrouwde middelen gezamen
lijk toenamen, verschilde niet veel van dat van 1969. Dit is
voornamelijk te danken aan de gunstige groei van het te
goed op privérekeningen.
De leningen namen met f 97,6 miljoen toe, een bijzonder
hoog bedrag, wanneer we dit vergelijken met de 48,9
miljoen, waarmee deze uitzettingen in de vijf voorgaande
jaren gemiddeld toenamen.
De vermindering van de debetsaldi in rekening-courant
leverde voor de maand april een gebruikelijk beeld op.
Januari t/m april
De groei van de middelen van 323,1 miljoen lag 3,5
onder het niveau van 1969.
De rubriek leningen nam met f 281,2 miljoen toe vergeleken
met f 220,7 miljoen in 1969 en f 165,1 miljoen gemiddeld in
de 5 voorgaande jaren.
Als regel wordt in onze organisatie gedurende de eerste
vier maanden een hoger bedrag uitgezet dan aan middelen
toevloeit; dit jaar en ook in 1969 was echter het omgekeerde
het geval.
Bedragen x f 1 miljoen
1969
april
Spaarverschil
Spaartegoed
30 april
Inlagen
Terug
betalingen
april
mei
jan. t/m april
Bedrag
Percen
tage
Raiffeisenorg.
307
264
294
238
13
26
65
68
123
201
7.978
7.085
24,9 24,4
Boerenl.bankorg.
216
174
200
153
16
21
19
40
99
156
5.230
4.631
16,3 15,9
Rijkspostspaarbank
138
124
143
129
5
5
2
11
51
74
5.645
5.320
17,6 18,3
Alg. Spaarbanken 2)
556
532
545
503
11
29
69
115
214
7.748
1.130
24,1 24,5
Handelsbanken e.o.
407
333
322
273
85
60
79
205
267
5.488
4.893
17,1 16,9
1.624
1.427
1.504
1.296
120
131
267
593
912
32.089
29.059
100,0 100,0
T Inclusief Centrale Bank.
2) Exclusief met handelsbanken gelieerde spaarbanken.
267