mm
DR. A. J. VERHAGE GAF EEN UITVOERIGE
EN DIEPGAANDE TOELICHTING OP DE
JAARSTUKKEN
in,
Na de opening van de Algemene Vergadering, het
goedkeuren van de notulen van de vorige vergade
ring en de verkiezing van leden van bestuur en
raad van toezicht, waarvan elders in dit nummer
een verslag wordt gegeven, gaf de voorzitter het
woord aan dr. A. J. Verhage, die een uitvoerige toe
lichting gaf op de jaarstukken en met grote aan
dacht door de vergadering werd aangehoord.
in alle landen spelen hierbij echter zo'n belangrijke
rol dat het de vraag is of men daarin op een rede
lijke termijn zal slagen.
Vooral daarom cureert men door monetaire
maatregelen. De kredietrestrictie voor 1970 is scher
per dan die voor 1969. Voor het werk van onze
organisatie heeft dit verdere moeilijkheden tot ge
volg, die als onbillijk worden gevoeld, zo zette dr.
Verhage verder uiteen. Deze onbillijkheid vloeit
echter meer voort uit het overheidsbeleid dan uit
dat van de Nederlandsche Bank. Het constateren
daarvan wil evenwel niet zeggen dat wij aan deze
moeilijkheden kunnen ontkomen in het beleid dat
de Centrale Bank en de aangesloten banken moe
ten voeren.
Deze gehele ontwikkeling leidde ook tot een
sterke stijging van het rente-niveau, dat ongekend
hoog werd. Dit is niet alleen een gevolg van de
voortschrijdende inflatie, maar ook van de ontwik
keling in andere landen. In Nederland bestaat nog
grote behoefte aan kapitaalmarktmiddelen, met
name ook bij de overheid. Een daling van het
rente-niveau is daardoor op korte termijn nauwe-
Hij stelde vast dat de nieuwe hoogconjunctuur
periode, waarin men in 1968 was gekomen, in
1969 doorging. Dit betekent dat conjuncturele
spanningen hun stempel op de economische ont
wikkeling hebben gedrukt. Daarbij ging in alle
westerse landen de geldontwaarding door met als
uitvloeisel daarvan o.a. de devaluatie van de
Franse Frank en de revaluatie van de Duitse Mark.
Het E.E.G.-landbouwbeleid is er nog moeilijker door
geworden en het is de vraag of de onrust op de
valutamarkt beëindigd is. Het voorkomen van de
moeilijkheden zou alleen mogelijk zijn, aldus dr.
Verhage, wanneer men erin zou slagen het econo
mische en financiële beleid in de westerse landen
te harmoniseren. De interne politieke verhoudingen
lijks te verwachten. In het bijzonder voor het mid
den- en kleinbedrijf schept dit grote nadelen; het
zou van grote betekenis zijn wanneer de overheid
zich deze nadelen in het bijzonder voor deze be
drijfstakken scherper zou realiseren. De rente
adviezen aan onze banken moesten de ontwikke
ling van het rente-niveau wel weerspiegelen. Wan
neer wij onze debetrentetarieven vergelijken met
die van anderen kunnen wij alleen zeggen dat de
coöperatieve banken in deze moeilijke ontwikkeling
het er nog goed afbrengen.
Dr. Verhage deelde mee, dat in de uitzettingen
van de Raiffeisenbanken de woningbouwfinancie-
ring een belangrijke rol speelt en dat de toever
trouwde middelen zich in 1969 bijzonder gunstig
249