Belangen der leden 0 0 Evenals elk ander bedrijf, werkzaam in handel of in dustrie, is een bank een onderneming. Een coöperatieve bank onderscheidt zich daarin niet van elke willekeurige andere bank. Weliswaar verschilt zij daarvan in doelstelling en/of werkwijze, maar onderneming blijft zij. Zij oefent immers een bedrijf uit tot verwe zenlijking van haar doel, namelijk de bevordering van de stoffelijke belangen van haar leden. Dit is nu niet direct revolutionaire taal. Toch brengt dit verschillende con sequenties mee. Men kan zich op het standpunt stellen, dat de taak van de coöperatieve bank is vol bracht indien haar leden wel is ge daan. Niets is minder waar. De wetgever denkt er evenmin zo over. Met vooropstelling van haar doel, heeft een coöperatieve bank als elke onderneming, nog andere taken te behartigen. Een bank is ook werkzaam in het algemeen belang. De wet Toezicht Kredietwezen regelt daarom het toezicht van de Nederlandsche Bank op het bank wezen. Ook heeft een bank zorg te be trachten voor haar personeel. Een sociale ontwikkeling in de indus triële maatschappij heeft geleid tot een zeer gedetailleerd geheel van regels over rechten (en uiteraard ook verplichtingenvan de werk nemer. Laat een bank zoals ieder ander niet trachten te ont komen aan haar verplichtingen jegens haar leveranciers. Een der gelijke poging zou haar snel doch afdoende de betekenis van juridi sche vaktermen als sommatie, dwangbevelen, executoriaal beslag en meer van dat fraais in de prak tijk doen kennen. Zo zijn er nog legio voorbeelden te bedenken, waaruit blijkt, dat een bank niet als een los van de maatschappij staande eenheid kan worden ge zien. Met het groter worden van X een onderneming wordt haar positie in de maatschappij en daarmede haar verantwoorde lijkheid groter. Tegelijkertijd dreigt het gevaar dat zij voor een niet- ingewijde ondoorzichtelijker wordt. Hoe kan diezelfde maatschappij, ja zelfs de niet-ingewijde, maar toch direct betrokkene als een lid van een coöperatie, of een leve ranciervan spaargelden nog in alle opzichten beoordelen, of te recht vertrouwen wordt geschon ken aan die grote onderneming. Hoe kan een werknemer er zo goed mogelijk van verzekerd zijn, dat een grote onderneming ook menselijk goed wordt geleid. In een goede onderneming zal ieder, voor zover mogelijk, in het beleid worden betrokken. Mocht dit niet gebeuren dan zal een corrigerende en preventieve taak uitgaan van diezelfde maatschappij, waarin zij staat, via bijvoorbeeld pers of al gemene vergadering, of arbeids onrust. Ook andere waarborgen zijn te vinden. De Commissie Ver dam, welke zich jarenlang heeft verdiept in de materie van het ondernemingsrecht, zoekt deze waarborgen in de eerste plaats in openheid der betrekkingen. Dan wordt naar haar oordeel de grond slag gelegd voor vertrouwen en wordt het voorkomen en corrige ren van misstanden krachtig be vorderd. Als de commissie alleen tot deze conclusie was gekomen, zou men kunnen volstaan met te zeggen, dat zij haar tijd goed ver staat. Er is echter, deze commissie waardig, meer. Het lijkt in de rede te liggen aan bepaalde belangen groepen, of vertegenwoordigers daarvan, bij grotere ondernemin gen zodanige middelen te ver schaffen, dat nagegaan kan wor den of dit vertrouwen terecht wordt geschonken. Er zal altijd wel iets voor verbetering vatbaar zijn. Men behoeft hier niet alleen aan economische zaken te denken. Valt er veel te verbeteren, dan zijn de middelen kennelijk te laat gegeven. X Hoe men deze algemene ge dachten wenst te concretise ren, is een vraag welke niet eenvoudig is te beantwoorden. De Commissie Verdam heeft enkele wetsvoorstellen gedaanwaarbij hier worden genoemd de wetsont werpen op de jaarrekeningen, hel enquêterecht en de ondernemings raden (dit laatste ontwerp zal voor het overgrootste deel van onze aan gesloten banken niet van belang zijn). De regering heeft deze voor stellen al of niet in gewijzigde vorm aan de Staten-Generaal voor gelegd. Getracht wordt in deze ontwerpen de gedachte van open heid te verwezenlijken in die zin, dat de gevaren daarvan (de con currentie is gediend met openheid) worden voorkomen. Tevens wordt getracht de „grotere onderneming" nader te bepalen. Overziet men deze rij, dan kan men zeggen, dat niet alleen aan de leden van een coöperatie, maar ook aan de di rect betrokkenen als bijvoorbeeld spaarders en werknemers in deze wetsvoorstellen bepaalde mogelijk heden worden geboden. Ook de overheid zou bijvoorbeeld de jaar rekening in bepaalde gevallen aan een onderzoek van de rechter kun nen doen onderwerpen. Of men met deze wetsontwerpen in alle opzichten gelukkig moet zijn, kan men zich, zoals bij alle geconcre tiseerde ideeën, uiteraard blijven afvragen. N. 194

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 8