m De Graafschap De grote ring De Graafschap 41 banken wordt gesplitst in een tweetal ringen met aanvul lende grenswijzigingen naar het westen. De IJssel zal de grens vormen met het Veluwse gebied. Door de herindeling ontstaan er twee ringen, beide ter grootte van 23 banken. Midden-Nederland Een belangrijke wijziging vindt in Midden-Ne derland ruim genomen plaats, waarbij de ringen De Veluwe, Arnhem, Gorinchem, de Lek streek, Gouda en Utrecht betrokken zijn. De Veluwering staat de banken aan de zuidelijke Veluwezoom af aan een nieuwe ring Arnhem. De oude ring Arnhem heft zich als zodanig op. Het merendeel van de banken van de oude ring Arn hem de Betuwse banken gaan samen met een aantal banken uit de ringen Utrecht en Gorinchem een nieuwe ring vormen onder de naam „Rivieren gebied". Noordelijk wordt deze nieuwe ring be grensd door de Lek en zuidelijk door de Maas. De ringen Gorinchem en De Lekstreek zullen samengaan in een nieuwe ring „Lek-Merwede", met als oostelijke begrenzing de provinciegrens Zuid-Holland/Gelderland. De ring Gouda ondergaat uitbreiding met de banken welke ten noorden van de Lek zijn gelegen. Deze ring komt daarmee op 15 banken. Een ingrijpende herzieningsoperatie van de ring- grenzen heeft vorm gekregen. Het overleg dat met de besturen van de ringen en met de ban ken hierover is gevoerd, is steeds in een prettige sfeer verlopen. Wij vertrouwen, dat de ringen in hun nieuwe samenstelling geheel zullen beant woorden aan het doel: tussen de banken onder ling en tussen de banken en de Centrale Bank een gespreks- en overlegmedium te zijn in het belang van elke bank afzonderlijk en dat van de orga nisatie als geheel. RENTETARIEVEN EN RESERVEVORMING Bij de gedachtenwisseling rond het beleid van de coöperatieve raiffeisenbanken wordt nog wel eens gesteld, dat onze banken hun debetrentetarieven in het afgelopen jaar bijzonder snel zouden heb ben aangepast. Voorts wordt gesteld dat zij mede daardoor nogal forse winsten zouden hebben ge maakt, welke gebruikt zijn om de reserves te ver sterken, in plaats van deze winsten uit te keren aan de leden. Dat ook de raiffeisenbanken bij de vaststelling van hun debetrente zich aanpassen aan de kapi taalmarkt lijkt niet onredelijk. Dat de rente daarbij in een korte tijd kan oplopen vindt zijn reden in de snelle rentestijging die zich in 1969 nu eenmaal op de kapitaalmarkt heeft voorgedaan. Beziet men de algemeen door het bankwezen toegepaste tarieven voor voorschotten tegen effecten dan liepen deze in genoemd jaar op van 7,3 in januari tot 8,3 in juli en 9,3 in december. De in rekening ge brachte tarieven voor voorschotten in rekening courant varieerden tussen 6,75 en 9 in januari, in december beliep het laagste en hoogste tarief bij benadering 8,25 respectievelijk 10,50% (aldus kwartaaloverzicht Nederlandsche Bank maart 1970). Bij dit alles mag niet worden vergeten, dat ook de grondstof (spaargelden enz.) voor de banken duur der is geworden. De snelheid waarmee onze ban ken zich aansluiten aan de ontwikkeling op de kapitaalmarkt loopt nogal uiteen. De geschetste ontwikkeling heeft voor een aan tal banken in onze organisatie zonder twijfel een verbetering van de rentemarge opgeleverd. Daar staan echter tegenover sterk gestegen en voort durend verder stijgende personeels- en andere kosten. Voor zover er sprake is van gestegen be drijfsresultaten, zijn deze terecht aangewend om de reserves van de plaatselijke banken te ver sterken. Volgens de van oudsher geldende statutaire be palingen worden bedrijfsoverschotten van plaatse lijke banken toegevoegd aan de reserves van deze banken. Bij het ontbreken van eigen vermogen in de vorm van aandelenkapitaal is deze regel des tijds bij de oprichting van onze banken ingevoerd. Reservevorming was de enige mogelijkheid om een risicobuffer in te bouwen. In de maatschappij van vandaag geeft de Neder landsche Bank aan het bankwezen ook richtlijnen ten aanzien van de solvabiliteit, d.i. de vereiste hoeveelheid eigen vermogen ten opzichte van de uitzettingen. Bij een toenemende omvang van het bedrijf kost het de uiterste moeite de reserves in een voldoende tempo te laten meegroeien. 191

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 5