stelling kan mede een overheidsmaatregel worden gezien op het terrein van de ouderdomsverzorging. Bij de kleine en middelgrote ondernemingen daaronder begrepen de zelfstandige beroepsuit oefening zijn veelal de jaarwinsten, na aftrek van hetgeen nodig is voor de financiering van de onderneming en van actuele particuliere behoeften ontoereikend om daaruit, in de vorm van een lijf rente, waarvoor de premies tot een bepaald bedrag aftrekbaar zijn, of anderszins, een van de onder neming afgezonderde voorziening te treffen voor het levensonderhoud van de ondernemer, die zijn activiteiten staakt en van hen die van hem finan cieel afhankelijk zijn. Overdracht van een onderneming tegen b.v. een winstrecht of een ander recht, dat periodiek baten afwerpt, wordt bovendien bevorderd door het feit, dat de gegadigden voor kleinere ondernemingen dikwijls niet over voldoende contanten beschikken om de koopprijs ineens te voldoen. De bedoelde vrijstelling is geconstrueerd als een aftrek ten laste van de winst, welke bij of in ver band met de staking van de onderneming wordt betaald. De aftrek ten laste van de winst mag niet zover gaan, dat daardoor een stakingsverlies ont staat. De vrijstelling is dus een gelimiteerde aftrek in die zin, dat zij de stakingswinst nimmer beneden het nulpunt kan brengen en wordt pas toegepast nadat de gehele stakingswinst is becijferd. De stamrechtvrijstelling is dus de laatste post, of beter gesteld de sluitpost. Voordien zijn de eventuele desinvesteringsbijtellingen en op te heffen reser ves reeds in de winst opgenomen. De bijtellingen uit deze hoofde kunnen dus mede worden gecom penseerd door de stamrechtvrijstelling, als het stamrecht maar groot genoeg is. De stamrechtvrijstelling cumuleert niet met de franchise van f 10.000,voor stakingswinst en evenmin met de aftrek van 5.000,voor lijfrente premies. Maakt men dus gebruik van de stamrechtvrijstel ling, bedoeld in artikel 19, dan verbruikt men in zo verre de franchise. Zou de vrijstelling in een ge geven geval 8.000,groot zijn, dan resteert van de franchise nog 2.000, In de gevallen, waarin geen volledige afrekening plaatsvindt, kan geen sprake zijn van het geheel of gedeeltelijk genieten van de vrijstelling. Wel zal de vrijstelling van toepassing kunnen zijn bij omzetting van een eenmanszaak of een vennootschap in een naamloze vennootschap inclusief afrekening, indien overigens aan de vereisten van artikel 19 wordt voldaan. Daartegen geldt zij niet, indien moet worden ge sproken van overdracht of liquidatie van een ge deelte van de bedrijfs- of beroepsuitoefening. Een ondernemer echter, die twee of meer onafhankelijk van elkaar functionerende ondernemingen drijft, kan evenzovele malen een beroep doen op de stamrechtvrijstelling. Opgemerkt zij nog, dat ingeval van overlijden der ondernemer een fiscale afrekening achterwege blijft, de onderwerpelijke vrijstelling geen toepas sing vindt, evenmin als in een zodanig geval aan spraak bestaat op de vrijstelling van f 10.000, bij staking van de onderneming. Bij gedeeltelijke overdracht van een onderneming kan, zoals hier voor reeds gesteld, echter wel een beroep worden gedaan op de franchise van f 10.000,maar niet op de stamrechtvrijstelling, daar in dat geval de onderneming niet definitief wordt gestaakt. De stamrechtvrijstelling geldt uitsluitend bij het verlies van het ondernemerschap. De stamrechtvrijstelling kan worden genoten per ondernemer. Zo zal bij het staken van een voor rekening van meer dan één persoon gedreven on derneming iedere vennoot recht hebben op de voor hem geldende vrijstelling. Hetzelfde geldt voor hem die uit een vennootschap treedt en daarmede „zijn" onderneming staakt. De aanhef van artikel 19 stelt, dat de stakings winst in onmiddellijke samenhang met de staking moet worden omgezet in een recht, dat periodieke opbrengsten oplevert en wel uiterlijk binnen zes maanden na het staken van de onderneming. Met de woorden ,,in rechtstreeks verband" wordt be doeld aan te geven, dat de stamrechtvrijstelling alleen van toepassing is indien de periodieke uit kering of verstrekking wordt bedongen van de koper van de onderneming of door de verkopende ondernemer uit de in contanten genoten tegen prestaties wordt aangekocht. Als waarde van een stamrecht in het economisch verkeer komt in aanmerking het bedrag dat men, zonder het verrichten van verdere betalingen, heeft moeten opofferen of zou hebben moeten opofferen om de bedongen periodieke uitkeringen te verkrij gen bij een levensverzekeringsmaatschappij zonder aftrek van een percentage voor door de maat schappij te berekenen kosten- en winstopslag. 233

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 47