ONZE BELASTINGEN STAKINGSWINST EN STEMRECHT II In het aprilnummer hebben wij enige aspecten van de stakingswinst in het algemeen belicht. 'Thans willen wij een bijzonder deel hiervan, namelijk de stamrechtvrijstelling, aan een nadere beschouwing onderwerpen. In artikel 19 van de wet Inkomstenbelasting is een uitvoerige regeling gegeven. Ter informatie geven wij allereerst de volledige tekst van dit artikel: 1. Ingeval in rechtstreeks verband met en uiterlijk zes maanden na het staken van een onder neming periodieke uitkeringen of verstrekkin gen of verstrekkingen als bedoeld zijn in artikel 25, eerste lid, letter g, worden bedongen, wordt de waarde, welke daaraan ten tijde van het staken in het economisch verkeer kan worden toegekend, voor zover deze de winst behaald met of bij het staken niet te bovengaat, tot ten hoogste het in het tweede lid aangewezen be drag ten laste van die winst gebracht, mits de uitkeringen of verstrekkingen: a. toekomen aan de gewezen ondernemer, zijn echtgenote en zijn minderjarige kinderen en pleegkinderen; b. uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigden en voor zover zij aan de kin deren of pleegkinderen toekomen, tevens een einde nemen bij hun meerderjarigheid; c. voor zover zij toekomen aan de gewezen ondernemer, niet later ingaan dan op zijn 65-jarige leeftijd of, zo de onderneming op latere leeftijd wordt gestaakt, niet later dan zes maanden na het staken en, voor zover zij toekomen aan anderen dan de gewezen ondernemer, niet later ingaan dan zes maan den na zijn overlijden. 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag beloopt: a. f 200.000,in de gevallen waarin: 1. de ondernemer ten tijde van het staken van de onderneming de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt; 2. de ondernemer ten tijde van het staken van de onderneming voor 45 percent of meer arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 53, derde lid, en de hem toekomende uitkerin gen en verstrekkingen ingaan binnen zes maanden na het staken; 3. de onderneming wordt gestaakt door het overlijden van de ondernemer; b. 100.000,in de gevallen andere dan die van letter a waarin: 1. de ondernemer ten tijde van het staken van de onderneming de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt; 2. de aan de ondernemer toekomende uitke ringen of verstrekkingen dadelijk ingaan; c. 50.000,in de overige gevallen. 3. Onze Minister kan, onder nadere door hem te stellen voorwaarden, afwijkingen toestaan van het bepaalde in het eerste lid, letters a en b. In de in dit artikel bedoelde stamrechtvrij- 232

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 46