houders in de sector vrachtautodiensten en 567 in de sector afhaal- en besteldiensten. Op ieder van de deelmarkten bestaat er niet alleen concurrentie tussen soortgelijke bedrijven maar ook met ver voersbedrijven welke andere technieken toepas sen, zoals het water- en railtransport. Daar komt bij dat de bedrijven welke per schip, rail of vlieg tuig vervoeren vaak aanvullend zijn. Zij vormen schakels in de vervoersketen. Het is duidelijk dat het vervoer niet slechts van lokale aard kan zijn, maar dat het ook een regionaal, landelijk of zelfs internationaal karakter kan hebben. In de praktijk ziet men historisch gegroeide vervoerspatronen. De transportondernemer heeft zich meestal op een bepaald deel van de vervoers vraag ingesteld en ook op een bepaald soort ver voer. Daarnaast kan hij gebonden zijn aan hetgeen de vergunning toestaat. Dit geldt met name voor het geregelde vervoer waarbij vergunningen wor den verleend voor het verrichten van geregeld ver voer tussen bepaalde bedieningspunten. Het aantal deelnemers in deze groep is beperkt. Aangezien hun traject beperkt is, zijn zij sterk aangewezen op aansluitende vervoersmogelijkheden (comple mentariteit). De diensten moeten ongeacht het la dingsaanbod op regelmatige tijdstippen worden uit gevoerd, ongeacht de beladingsgraad. Het feit dat de bedieningspunten vast staan, be perkt de contacten tot de verladers die op die punten aanwezig zijn. Centrale bode- en bestel huizen vormen echter een belangrijk reservoir voor aanvullende vervoersopdrachten. De tweede belangrijke sector is die van het on geregelde vervoer. Binnen deze sector bevindt zich een groot aantal deelmarkten. Zo zijn er groepen ondernemers die zich in het lokale transport ge specialiseerd hebben, andere richten zich op regio nale, landelijke of internationale transporten. An dere deelmarkten ontstaan door specialisatie op het type vervoer, bijvoorbeeld tankvervoer, zwaar- vervoer enz. In deze groep deelmarkten treft men een relatief groot aantal aanbieders en voorts een geringe neiging tot samenwerking met aansluitend vervoer. Contacten met verladers zijn zeer ge spreid. De grootverlader is bijzonder belangrijk voor deze transportbedrijven. Contacten met meer dere verladers kunnen het onderbezettingsrisico verminderen. De ervaring leert echter dat de trans portondernemer zijn vervoerscapaciteit afstemt op de maximale vraag uit het verleden. Wanneer er een grote vraag naar vervoerscapaciteit is dan moet het vervoersbedrijf een zo groot mogelijke capaciteit kunnen aanbieden. Men kan nu eenmaal geen voorraad vormen zoals de industrie. Het gevolg van een en ander is een sterk wis selende bezettingsgraad. Gegevens van de Com missie Vervoersvergunningen welke betrekking hebben op het ongeregelde vervoer in het tweede en vierde kwartaal van de jaren 1960-1967 laten zien, dat het niet-gebruikte deel van het in exploi tatie zijnde laadvermoqen varieerde van 12,5 tot 19,5%. Nu is onderbezetting een verschijnsel dat zich bij het vervoer vrij algemeen voordoet. Verontrus tend is echter de prijsonderbieding welke wordt toegepast om de bezettingsgraad te verhogen. Naarmate de scheiding tussen de deelmarkten min der is, zal de concurrentie en dus de kans op prijsonderbieding groter zijn. RENTABILITEIT Voor wat betreft de inkomensontwikkeling werd destijds door het C.B.S. steekproefsgewijs het in komen berekend op basis van belastinggegevens. Het totale inkomen in de sector wegvervoer nam in de periode 1959-1969 met 84% toe tegenover met 71 in de ambachtssector en met 69% in de detailhandel. Meer gedetailleerde gegevens kun nen worden ontleend aan de studies gemaakt door het Economisch Bureau voor het Weg- en Water vervoer. Men werkt in dit verband met het begrip netto-overschot; dit is de opbrengst volgens be drijfsadministratie minus het gewaardeerde loon van de ondernemer en de overige medewerkende niet-betaalde krachten. Wordt voorts in minde ring gebracht interest over het eigen vermogen, dan resulteert het netto-overschot. Dit laatste wordt, vermeerderd met de afschrijvingen, weer uitgedrukt in procenten van de (bruto)opbrengst volgens de bedrijfsadministratie. Voor het gere gelde goederenvervoer langs de weg resulteerden in de jaren 1963-1965 percentages variërend tus sen 14,7 en 15,5. Voor het ongeregelde vervoer varieerde het aandeel van het netto-overschot plus afschrijving uitgedrukt in de bruto-ontvangsten tussen 14,1 en 15,6%. In beide sectoren was er 225

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 39