DE INWERKINGTREDING Mm VANHETNIERWE NEDERLAND 25C NIEUW BURGERLIJK W F T B O F K PROF. M K. E. M. \1! IJl US 1880I9 54 mm Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek schrijft in een aantal gevallen voor dat iemand die een over eenkomst wenst aan te gaan, voor het aangaan van die overeenkomst de instemming moet hebben van zijn of haar echtgeno(o)t(e). Soms verlangt de wet dat beide echtgenoten „medewerken" aan de over eenkomst; soms echter alleen dat de andere echt genoot zijn of haar „toestemming" verleent. In het volgende zal op beide situaties worden ingegaan. De medewerking van de echtgenoot (koop op af betaling) Beide echtgenoten moeten medewerken (d.w.z. beiden zijn contractpartij) aan een koop op afbe taling van zaken welke kennelijk ten behoeve van de huishouding strekken. Beide echtgenoten zijn geheel aansprakelijk voor de nakoming van de afbetalingsverplichtingen. Een moeilijkheid is echter dat niet steeds duidelijk is of een zaak „kennelijk ten behoeve van de huis houding strekt". Is dat b.v. het geval met auto's? Voor de beantwoording van zulke vragen geeft het arrest dat de Hoge Raad op 18 april 1969 heeft gewezen een richtlijn. In dat arrest is beslist dat de medewerking van de andere echtgenoot is ver eist als de verkochte zaak door de koper bestemd is voor de gemeenschappelijke huishouding en de verkoper dit begreep of had moeten begrijpen. Ten aanzien van de huishoudelijke artikelen in ruime zin zal de verkoper, als er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, moeten aannemen dat zij voor het huishouden van de koper bestemd zijn en dat de medewerking van de echtgenoot dus vereist is. Personenauto's worden door de Hoge Raad niet tot deze categorie gerekend daar zij voor zeer ver schillende huishoudelijke en niet-huishoudelijke doeleinden worden gebruikt en de verkoper niet uit de aard van de verkochte zaak, doch slechts uit de hem bekende omstandigheden de bestem ming kan afleiden. Zodra de bank als financier bij de aankoop van een auto wordt betrokken en de auto als zekerheid aan zich laat overdragen, zal zij voor zichzelf moe ten vaststellen of de auto door een van de echt- 216

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 30