financieel overzicht 4. De aankondiging van de Nederlandsche Bank dat zij voor de periode van 15 april tot 1 oktober 1970 bereid is rechtstreeks van de Staat schat kistpromessen aan te kopen tot een bedrag van maximaal 600 miljoen. (Vorig jaar bedroeg dit z.g. seizoenarrangement 500 miljoen). „Deze overeenkomst dient om spanningen op de geld markt, die in de zomer zouden kunnen ontstaan onder invloed van seizoenmatige uitzetting van de bankbiljettencirculatie en een te verwachten seizoenmatig tekort op de betalingsbalans te verminderen", aldus de verklaring van de Ne derlandsche Bank. Deze regeling zal de vraag naar onderhandse kasgeldleningen van de zijde van het Rijk kleiner maken. Een en ander leidde ertoe dat de tarieven, met name voor de korte termijnen, sterk daalden. De prijs voor maands kasgeld b.v. werd met ruim 1 verlaagd. Toen per 15 april de maandelijkse uitke ring van het Rijk aan de gemeenten in de markt kwam ontstond er een zeer ruime markt. De call- rente daalde die dag met niet minder dan 41/4 Sinds meer dan een half jaar ontstond er weer een duidelijk onderscheid tussen geld- en kapitaal markttarieven. Per 13 april wijzigde de Agent van het ministerie van Financiën de afgiftecondities voor schatkist promessen. Met ingang van die datum werd de afgifte van 8-maandspromessen (disconto 6 stopgezet en konden 5-maandspromessen tegen een disconto van 61/s worden afgenomen. De tarieven voor schatkistbiljetten bleven onveranderd, te weten: 3-jaars biljetten rente 7% 5-jaars biljetten rente 7y2 Algemeen wordt verwacht dat de markt op korte termijn ruim zal blijven. Of dit ook over een wat langere periode het geval zal zijn, is op dit moment niet te voorzien. Een veelheid van onzekere fac toren maakt voorspellingen hieromtrent vrijwel on mogelijk. OBLIGATIEMARKT Op de obligatiemarkt valt er de laatste maanden, onder invloed van de niet geringe inflatie en de door velen daarmee terecht in verband gebrachte hoge rentestand, een bepaalde ontwikkeling waar te nemen, welke zowel van invloed zal zijn voor de geldvrager alsook voor de geldgevers-beleggers. Werden in het verleden hoofdzakelijk leningen uitgegeven met een middellange tot lange looptijd (met looptijden tot 40 jaar), sinds september van het vorige jaar zagen emittenten zich genood zaakt de zo noodzakelijke financieringsmiddelen aan te trekken door middel van kortlopende le ningen. De Amro Bank ging als eerste tot de uitgifte van een kortlopende obligatielening over en boekte hiermee een overweldigend succes. Het was vooral de belangstelling van buitenlandse zijde die voor dit succes bepalend was. De verontrustende stij ging van de kapitaalmarktrente en het toenemende wantrouwen van het beleggend publiek in de obli gatiemarkt waren zowel voor de Nederlandse Staat als de Bank voor Nederlandsche Gemeenten aanleiding om kortlopende obligaties uit te geven naast de traditioneel langlopende leningen. Het succes was bij deze leningen echter alleen voor de kortlopende weggelegd, waartoe eveneens de bui tenlandse vraag in belangrijke mate heeft bijge dragen. Het is vooral de geringe koersgevoelig- heid voor eventuele toekomstige rentestijgingen en de „overzienbare" periode waarover de rente wordt vergoed, die dit soort leningen voor de be legger aantrekkelijk maken. Voor de geldnemers wordt het financierings vraagstuk er niet gemakkelijker op, omdat de aan getrokken gelden over het algemeen benodigd zullen zijn voor de financiering van langlopende investeringen. Over enkele jaren wanneer de leningen tot aflossing komen zullen zij zich ge noodzaakt zien om tegen de dan geldende voor waarden de benodigde middelen uit de markt op te nemen om daarmede hun gedane investeringen te continueren. Deze factor vormt het onzekere element, temeer daar we nu de situatie op de ka pitaalmarkt op dat moment onmogelijk kunnen overzien. Ook de hypotheekbanken gingen ertoe over om pandbrieven af te geven met een korte looptijd, hetgeen des te opmerkelijker genoemd moet wor den, omdat juist deze instellingen in het verleden uitsluitend met zeer langlopende pandbrieven op de markt kwamen. Hieruit zou de conclusie getrokken kunnen wor den dat het beleggend publiek nauwelijks meer bereid gevonden kan worden om kapitaal, on danks de historisch geziene hoge rentevergoeding, 214

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 28