ii'i'
de deponering van effecten, het jaaroverzicht van
de voorzitter en vele andere zaken, zijn toch
onderwerpen welke belangrijk mogen worden ge
noemd. Mag gesteld worden, dat mede tengevolge
van het tevoren toezenden van het jaaroverzicht
van de voorzitter meer tijd beschikbaar was voor
de behandeling van het ontwerp Vestigingsrege
ling?
Wil men op dit punt de discussies samenvatten,
dan zou men kunnen onderscheiden: de verhou
ding binnen onze organisatie tussen plaatselijk en
organisatiebelang, de verhouding op het punt van
vestigingsbeleid tussen Utrecht en Eindhoven.
Al deze zaken afwegende deed de Centrale Ring-
vergadering op overtuigende wijze een keuze voor
of tegen het voorliggende ontwerp, dat voor
Utrecht en Eindhoven gelijkluidend is.
155 stemmen werden uitgebracht ten gunste van
het ontwerp. Het ontwerp is derhalve voor wat
onze organisatie betreft rijp voor behandeling in
de Ringvergaderingen en in de Algemene Vergade
ring van de Centrale Bank, welke voor de Raif-
feisenorganisatie uiteindelijk de beslissing zal moe
ten nemen. De nadelen, welke voor bepaalde
plaatselijke banken uit een dergelijke vestigings
regeling kunnen voortvloeien, werden benadrukt en
erkend. De voordelen voor andere banken binnen
onze organisatie evenzo onderkend. Voor de orga
nisatie als geheel werd echter blijkens de stem
ming zonder meer de efficiëntere planning van het
vestigingsbeleid tussen Utrecht en Eindhoven
wenselijk geacht voor de kleinere plaatsen. Daar
immers werd het gevaar voor een onrendabele
vestiging in het geval van overmatige concurrentie
het grootst geacht.
Het ligt voor de hand te veronderstellen dat
beide organisaties, welke juist meer dan andere in
kleine plaatsen werkzaam zijn, alleen al daarom
belang hebben bij een dergelijke regeling.
Ook over de andere, reeds genoemde onder
werpen van „minder belangrijke" aard werd met
vrucht gediscussieerd ter voorbereiding van Ring
vergaderingen en de Algemene Vergadering van
de Centrale Bank. Bij het einde van de vergadering
en ook nog daarna werd afscheid genomen van
enige afgevaardigden naar de Centrale Ringverga-
dering, die wegens het bereiken van de leeftijds-
De heer Gietema neemt eveneens afscheid van de
Centrale Ringvergadering.
grens deze niet meer zullen bijwonen. De heren
Geertsema, Gietema en Majoor, allen met een lange
staat van dienst in de organisatie, werd veel dank
gezegd voor hetgeen zij, ieder op eigen wijze, voor
de organisatie hebben betekend. Ook de heer Van
der Weijden, lid van de Raad van Toezicht van de
Centrale Bank, nam om dezelfde reden voor de
laatste maal deel aan de vergadering. Van hem zal
echter in de Algemene Vergadering afscheid wor
den genomen.
146