ORGANISATIE EN
EFFICIENCY
DE BEHEERDER ALS „OOG EN OOR" VAN DE
BANK
3
De stichting van een bijkantoor is een van de
middelen tot vergroting van de service aan de be
woners van het werkgebied in het algemeen en
aan de relaties van de bank in het bijzonder. De
door de bank geboden diensten worden zeker
voor wat betreft die diensten die het meest voor
komen dichter bij de betrokkenen gebracht.
Gezien het sterk levende streven naar vergroting
van het dienstbetoon behoeft men geen helder
ziende te zijn om te kunnen voorspellen dat het
bijkantoor een steeds belangrijker plaats zal in
nemen in onze organisatie. Het per 31 december
1968 bestaande gemiddelde van 2,46 kantoren en
bedieningspunten per bank zal ongetwijfeld een
verdere stijging ondergaan.
Deze toenemende betekenis van de bijkantoren
heeft uiteraard tot gevolg dat ook de consequen
ties ervan op organisatorisch en administratief ge
bied steeds groter worden. Met name denken wij
aan de positie van het bijkantoor in het geheel van
de bank, de communicatie tussen hoofdkantoor en
bijkantoor c.q. tussen de bijkantoren onderling en
aan het vastleggen van de gegevens van de bij
kantoren.
Tussen de bijkantoren onderling zijn vele ver
schillen te constateren. Naast historisch gegroeide
omstandigheden en verschillen in benadering van
de organisatorische en administratieve problemen
spelen hierbij tevens een rol
de opvattingen over het aan te bieden diensten
pakket
de ligging van het bijkantoor (al dan niet dicht
bij het hoofdkantoor c.q. al dan niet in dezelfde
plaats)
de grootte (variërend van een bezetting met
één persoon tot een bezetting met vele per
sonen).
DE BEHEERDER ALS VERTEGENWOORDIGER
VAN DE BANK
De beheerder en de onder zijn toezicht werk
zame functionarissen vertegenwoordigen de bank
in het door het bijkantoor bestreken deel van het
werkgebied van de bank.
Een niet voor zijn taak berekende beheerder kan
veel bederven van wat met veel zorg en moeite
(en als regel ten koste van het nodige geld) is
opgebouwd. Een goede beheerder kan daaren
tegen een belangrijke bijdrage leveren aan de ver
sterking van de goede naam van de bank.
Aan de selectie, instructie en begeleiding van
de beheerders zal dan ook de grootst mogelijke
zorg moeten worden besteed.
De instructie en begeleiding moet zodanig zijn
dat een zekere eenheid van beleid wordt gewaar
borgd en met name wordt voorkomen dat de kan
toren verschillende maatstaven hanteren, ook al
blijft men daarbij volledig binnen het raam van de
bevoegdheden. Bij de begeleiding zal men er zorg
voor moeten dragen dat het bijkantoor in alle op
zichten een wezenlijk deel van de bank wordt
ook in de gedachten van de daar werkzaam zijnde
functionarissen en er niet min of meer bij-
hangt".
Naast vertegenwoordiger van de bank moet de
beheerder ook het oog en oor van de bank zijn in
het door het bijkantoor bestreken deel van het
werkgebied van de bank.
Vooral als het bijkantoor in een min of meer ge-
181