periode 1952-1963 aanzienlijk te zijn toegenomen,
namelijk met 50%. De bouwcapaciteit wordt voorts
beïnvloed door het aantal werkbare uren en de
arbeidsproduktiviteit. De eerste ging de laatste
jaren achteruit, de tweede factor vertoont een ge
leidelijke stijging als gevolg van de toenemende
kapitaalintensiteit.
VRAAG EN AANBOD
De confrontatie van vraag en aanbod welke het
eerder vermelde rapport toont, laat zien dat in ge
noemde periode de vraag op de middelgrote en
grote aannemersmarkt sterker toenam dan het
aanbod. De uitzondering op deze regel vormde het
jaar 1957. In dat jaar heeft een teruglopende vraag
een sterke capaciteitsinkrimping veroorzaakt. Deze
capaciteitsinkrimping zorgde in latere jaren voor
een verdere beperking van de gereguleerde vraag.
Op de kleine aannemersmarkt was de vraag-
ontwikkeling nog veel wisselvalliger en werden de
aannemers veelvuldig geconfronteerd met perioden
van onderbezetting van hun produktie-apparaat.
De vraag bleek in het algemeen minder goed af
gestemd op de aangeboden capaciteit. Gezien
deze ervaringen is een goede planning op langere
termijn voor deze bedrijven dan ook zeer moeilijk
te realiseren. Daarnaast wordt van overheidswege
in vele gevallen getracht de bouw van grotere wo-
ningbouwobjecten te bevorderen. Kleinere aan
nemers kunnen hierin alleen participeren wanneer
zij hun krachten bundelen.
DE TOEKOMST
Deze is van tal van factoren afhankelijk zoals de
verwachte bevolkings- en welvaartsgroei en de
daaruit af te leiden behoefte aan woonruimte, aan
bedrijfsgebouwen en bijzondere gebouwen. Bij de
woningbouw gaat het in eerste instantie om de
verhouding tussen bevolkingsomvang en de ge
wenste woningbezetting. In de praktijk is er naast
het probleem van het in te halen woningtekort, de
noodzaak tot vervanging van verouderde gebou
wen. Hierbij is de gemiddelde levensduur bepa
lend. Wordt deze bijvoorbeeld op 75 jaar gesteld
dan zou dit een jaarlijkse vervanging van 1,3%
van de woningvoorraad betekenen. Andere fac
toren die een belangrijke rol spelen zijn de bouw
kosten, de grondkosten, de rentekosten en het
eventueel te voeren subsidiebeleid.
Zo liet het globale indexcijfer van bouwkosten
in de periode 1958-1968 een stijging zien van 55
De prijsstijging van de bouwgronden verliep in het
algemeen in een nog sneller tempo.
Bouwterreinen van de gemeente gekocht tussen
1965 en 1968 stegen met 56%. De gemiddelde
rente betaald op nieuwe afgesloten hypotheken
steeg in laatstgenoemde periode van 5,73 naar
6,60 om daarna in een hoger tempo op te lopen.
De verwachte vraag naar bedrijfsgebouwen is af
hankelijk van de toekomstverwachtingen van de
ondernemers. Daarnaast spelen ook hier de bouw
kosten en de rentekosten een rol van betekenis.
Bij de agrarische gebouwen speelt de vervan
ging van oude gebouwen en de aanpassing van
deze gebouwen aan de veranderde bedrijfsstruc
tuur een grote rol. Terwijl bij veel grotere objecten,
zoals industriële bouw en bouw van winkelcentra,
de mogelijkheden voor de kleinere aannemers wat
beperkt zijn, zal naar verwachting bij de bouw van
agrarische objecten het kleine bouwbedrijf een be
langrijke rol kunnen blijven vervullen.
Over het geheel genomen, geldt dat de kapitaal
intensiteit zowel van het bouwbedrijf (machines
e.d.) als van de te bouwen objecten sterk zal toe
nemen met alle financiële consequenties van dien.
Een destijds door de accountantsdienst van het
ministerie van Economische Zaken ingesteld ver
mogensonderzoek bij een aantal aannemersbedrij
ven wees uit dat het gemiddeld in deze bedrijven
geïnvesteerde vermogen in de periode 1958-1962
met 37,4 toenam. Hierbij nam het vreemde ver
mogen sneller toe dan het eigen vermogen, name
lijk met 47 respectievelijk 36
Het vreemde vermogen op korte termijn aange
trokken groeide gemiddeld twee maal zo snel
als het vreemde vermogen dat op lange termijn
werd aangetrokken. Dit reflecteert het belang
van de vlottende middelen in de totale activa, dat
circa 45 bedroeg. Een toenemend beroep op
vreemde financiering valt voor de komende jaren
zeker te verwachten ter financiering van de in be
langrijkheid toenemende voorraden, machines en
werken in uitvoering.