nen, de uitwerking van financieringen en de even tuele kredietverstrekking. De Raiffeisenwoonservice heeft de volgende aspecten: adviezen over de wettelijke mogelijkheden als mede de financiering van plannen; hulp bij het invullen van formulieren; controle van de stukken op volledigheid; het doorgeven van de plannen via de Raif- feissen-Zentralkasse; afwikkeling van de correspondentie. Het is de bedoeling dat de Raiffeisenwoonser vice in de toekomst door gerichte acties uitgebreid zal worden. In een van de maandelijkse publikaties van de Federal Reserve Bank of Kansas City werd een studie gepubliceerd over de kwaliteit van het hy pothecaire krediet in de Verenigde Staten. Aller eerst wordt gesteld dat de particuliere schuld in dit land na 1945 bijzonder sterk gestegen is en thans 2V2 maal zo groot is als de overheidsschuld. In de na-oorlogse jaren is de schuldpositie van de Ame rikaan sterker gestegen dan zijn inkomen. De hypothecaire kredietverlening buiten de landbouw steeg tot het tienvoudige en bedraagt thans het drievoudige van het consumentenkrediet. De groeiende hypothekenlast werd bevorderd door een gestegen inkomen, maar ook door de gestegen bouwkosten, welke sedert 1950 stegen tot het vier voudige. Hogere verstrekkingspercentages en lan gere looptijden werkten stimulerend. Het aantal gezinnen met een hypothecaire lening groeide van 11 miljoen in 1950 tot meer dan 21 miljoen in 1966. Terwijl in het eerstgenoemde jaar bijna 2% van het beschikbare inkomen werd besteed aan rente en aflossingen was dit percentage in 1965 geste gen tot 3,5 Verlenging van looptijden heeft een verdere stijging van dit percentage afgeremd. Er bestaat overigens de indruk dat gezinnen met een lager inkomen een relatief hoger hypotheekper centage hebben maar ook sneller aflossen. Er zijn talloze factoren die de kwaliteit van een lening beïnvloeden zoals de verwachte inkomens ontwikkeling, de werkgelegenheidsontwikkeling en de waarde-ontwikkeling van de overige bezittingen van de schuldenaar. Indien aflossingen een bijzon der groot deel van het inkomen uitmaken blijft er slechts een beperkte marge over voor onver wachte uitgaven. Vermindert men de waarde van het onderpand met de daarop rustende schuld en de renteverplichtingen dan spreekt de Amerikaan over het actief van de lener. Is deze overwaarde gering dan is het risico groot dat er bij liquidatie weinig of niets overblijft. Naarmate hij meer aflost levert zijn eigendom overwaarde op en heeft de lening bijgevolg een betere kwaliteit. Voor 1930 werden hypotheken in de Verenigde Staten steeds voor 5 jaar verleend terwijl niet tussentijds werd afgelost. Thans wordt het systeem van regelmatige aflossingen toegepast. Naarmate de hypotheek gever meer aanbetaalt, minder rente betaalt en langzamer afschrijft stijgt zijn overwaarde hoger. In feite is veelal het tegengestelde geschied. De Fe deral Housing Administration (instelling die onder meer het risico verzekert) heeft geleidelijk de loop tijd voor nieuwe kredieten verlengd van 21 jaar in 1946 tot 30 jaar in 1967. De verhouding tussen de omvang van de leningen en de waarde der onder panden steeg van 87% tot 95% in genoemde periode. Bij een verdrievoudiging van de ge middelde hypothecaire last nam het gemiddelde aanbetaalde bedrag met 50 af. Er is dus sprake van een duidelijke kwaliteitsvermindering van de verschafte leningen. Hier staat tegenover dat de waarde van de huizen kan stijgen. Tot het einde van de vijftiger jaren, bijvoorbeeld was een prijs stijging van 10 tot 20 per jaar geen uitzondering. Echter in tijden van recessie is ook het tegendeel mogelijk. Zo daalden in de periode 1929-1934 de prijzen van zelfbewoonde huizen met circa 25 Dalende inkomens, gedwongen verkopen van hui zen, liquiditeitsverkrapping en een geringere bevol kingsgroei waren hiervoor verantwoordelijk. Wanneer lage aflossingspercentages worden toegepast zullen deze een geringe onttrekking van het inkomen betekenen. Hierdoor komen ook de lagere inkomensgroepen in aanmerking. Zo lang de werkgelegenheid en het inkomen stijgen levert dit geen probleem op. Illustratief zijn ten slotte de gegevens over de gedwongen verkopen van huizen in de Verenigde Staten. Rond 1950 bedroeg het aantal liquidaties 2,17 pro mille, in de tijd van de Korea-hausse daalde dit tot 1,55 pro mille. Daarna liep het gelei delijk op tot 4,93 pro mille in 1965, aldus de studie van de Federal Reserve Bank of Kansas City. 173

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 35