MONETABISTEN papier en nog vele andere zegelrechten. In de voorgestelde Registratiewet (eveneens in gediend bij de Tweede Kamer bij Koninklijke Bood schap van 26 februari 1970) vervalt de tegenstel ling tussen de enerzijds formele kant van regi stratie, namelijk het bewijsrechterlijk karakter van een geregistreerde akte en anderzijds de belas tingkant die de registratie volgens de huidige Registratiewet kent. Die belastingkant wordt in de voorgestelde over- drachts- en kapitaalsbelastingen opgenomen, zodat de nieuwe registratiewet nog alleen de formele zijde van het registreren der akten zal bevatten. Wij hopen gaarne dat de wetgever zich met voortvarendheid op de ingediende wetsontwerpen zal storten, daar ieder die met het huidige zegel en registratierecht te maken heeft, spoedig de be grafenis daarvan zal willen bijwonen! Het zijn met name aanhangers van prof. Milton Friedman van de Universiteit van Chicugo, die het geldvolume en de veranderingen daarin een centrale plaats geven in het economisch gebeuren. Belangwekkend is in dit verband het debat tussen voorstanders van de z.g. new economics, die ge- inspireerd worden door Keynesiaanse theorieën en de z.g. monetairisten, die in de Verenigde Staten worden aangevoerd door prof. Friedman en onder steund door de monetaire analyses van de Federal Reserve Bank of St. Louis. Degenen die Keynesiaanse opvattingen huldig den kwamen tot de overtuiging dat de economie van nature instabiel is en onderworpen aan perio den van recessie en inflatie. Zij zagen werkeloos heid als een blijvend probleem en achtten de eco nomie fundamenteel onevenwichtig. Een sterk overheidsoptreden was nodig om een hoog niveau van werkgelegenheid te bereiken, alsmede groei bij relatief stabiele prijzen. De genoemde new economics worden dan ook wel betiteld als geënt op de depressies en gericht op de expansie. Veel belangrijker is het, dat deze groep economen en politici van mening is dat de conjuncturele ontwik keling geremd of gestimuleerd kan worden door het beïnvloeden van de inkomensvorming. Deze be ïnvloeding kan het meest effectief door de over heid geschieden. Mits de maatregelen op het fiscale vlak en op het terrein van de overheidsuitgaven maar op beweeglijke wijze worden toegepast zou van monetaire maatregelen vrijwel kunnen worden afgezien. Voorbeelden van dit beleid vindt men in de Verenigde Staten terug in de belastingver laging van 1964 en de belastingverhoging van 1968. De vroegere aanhangers van Keynes stelden, dat verandering van de geldhoeveelheid, indien niet gepaard gaande met aangepaste veranderin gen in de overheidsbestedingen, weinig invloed zou kunnen uitoefenen op de welvaartsontwik keling. Aan de monetaire politiek zou slechts een passieve rol toebedeeld zijn. Deze zou slechts dienen ter ondersteuning van de fiscale politiek. Anderen stelden, dat de geldhoeveelheid een fac tor is, die slechts indirect meespeelt, nl. via de rentestand. De monetairisten keerden zich tegen deze op vatting. Zij werden daarin gesterkt door de resul taten van statistische onderzoekingen. Zo stellen zij bijvoorbeeld, dat fiscale maatregelen een zwakke en onberekenbare uitwerking hebben. De ervaring heeft bijvoorbeeld geleerd, dat de gezinnen bij belastingverhoging hun bestedingsniveau hand haafden ten laste van hun besparingen. Deze monetairisten, die een vast verband leggen tus sen de beschikbaar gestelde geldhoeveelheid en de ontwikkeling van het nationale inkomen, achten monetaire maatregelen nauwkeuriger. De ontwikkeling van het geldvolume zou een nauwkeurige graadmeter zijn voor de richting en de sterkte van de monetaire impulsen. Minder waarde hecht men aan het renteniveau, dat van een grote verscheidenheid van factoren afhanke lijk is. De rente zou eerst zijn gaan stijgen, nadat de inflatie 18 maanden lang voortwoekerde. Reke ning houdende met de inflatiepremie voor de geld gever zou de reële rentevoet nauwelijks gestegen zijn. 167

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1970 | | pagina 29